Ik gaf mijn gegevens op. Werd naar boven begeleid.
— « Mevrouw Lidia, we hebben een opname waarop een persoon te zien is die sterk op u lijkt. De handtekening komt vrijwel exact overeen. Als u het niet bent — had iemand toegang tot zeer precieze gegevens. »
— « Ik was toen in het ziekenhuis. Ik heb medische documentatie. U kunt dat controleren. »
De agent — een vermoeide man van rond de vijftig — zuchtte.
— « Goed. Leg een officiële verklaring af. Maar tot we duidelijkheid hebben, staat u als verdachte genoteerd. Dat is procedure. »
Met bonkend hart ging ik naar het ziekenhuis.
Verpleegkundige Teresa van de neurologie herkende me meteen.
— « Mevrouw Lidia! Hoe gaat het nu? Ik herinner me nog dat u de eerste dagen niet kon praten… »
Met trillende handen legde ik uit wat er speelde.
— « Ze willen me laten geloven dat ik in november een lening heb afgesloten… Maar toen kon ik niet eens opstaan! »
Ik kreeg de bevestiging mee.
Opname: 8 november.
Ontslag: 2 december.
Precies het tijdsbestek waarin “ik” zogenaamd door de bank liep en contant geld opnam.
Ik keerde terug naar het bureau. Deze keer hielp een jongere agent me. Andere toon. Ander gezicht.
— « Ik heb de beelden opnieuw bekeken. Weet u wat me zorgen baarde? »
— « Wat dan? »
— « Die vrouw ziet er niet alleen uit als u. Ze gedraagt zich alsof ze hier al eerder is geweest. Ze loopt doelgericht naar het juiste loket. Heeft alle gegevens klaar. Kijkt nergens op. Alsof ze… zich thuis voelde. »
— « Dus? »
— « Dus óf iemand van binnen heeft haar geholpen, óf dit is oplichterij op hoog niveau. Een echte operatie. »
Ik verstijfde.
Toen ik thuiskwam, voelde alles… anders.
De deurklink zat losser.
De brievenbus was bekrast.
De buurvrouw — normaal nors — keek ineens wel heel lang naar me.
Die avond vond ik een briefje in de bus.
Zonder envelop. Scheef geschreven, met de hand:
« STOP MET ZOEKEN. EN HOUD OP MET VRAGEN WIE JE BENT. »