De Bruid van de Zwijgzame Man
De tl-verlichting van St. Vincent’s Ziekenhuis flikkerde zwak boven hen, hun steriele gloed hulde de gangen in tinten wit en staal. Buiten sloeg de regen op de ramen, het glas als tranen strepen over het glas. Binnen zat Clara James roerloos op een koude plastic stoel, de zoom van haar kringloopjurk geklemd in haar trillende handen.
Op drieëntwintigjarige leeftijd had ze geleerd dat wanhoop gepaard ging met een specifieke geur — antisepticum, regen en angst. Tegenover haar stond Veronica Hale, lang en streng in haar op maat gemaakte jas, parels glinsterend als kogels om haar nek.
« Je gaat dit doen, Clara, » zei ze, haar stem laag maar onverzettelijk. « Je zus is weggelopen. De bruiloft kan niet worden geannuleerd. De familienaam mag niet door het slijk worden gehaald. »
Clara’s lippen gingen open. « Maar tante Veronica, ik ben niet zijn verloofde— »
« Het contract is getekend, » onderbrak de oudere vrouw haar scherp. « Als dit huwelijk niet doorgaat, stopt de behandeling van je moeder morgen. Is dat wat je wilt? »
De woorden troffen Clara als een klap. Haar moeder — zwak, bloedhoestend in een kliniek aan de andere kant van de stad — was de enige reden dat ze nog niet uit elkaar was gevallen. Clara’s keel brandde, maar ze zei niets.
Een advocaat stapte naar voren, met een manillamap in zijn hand.