Toen hij haar ten huwelijk vroeg, kon ze haar oren niet geloven. Hij was een negentienjarige jongen, amper de tienerjaren voorbij, en zij was een volwassen vrouw van vierenveertig, die het leven met zijn ups en downs had geleefd en ervaringen had meegemaakt die geen ruimte meer lieten voor illusies. Ze keek hem verbaasd aan en zei kalm: « Je bent jonger dan de kinderen van mijn zus. Zelfs als je niet getrouwd bent, laat je leeftijd zo’n stap niet toe. » Maar hij glimlachte niet, hij gaf niet op, maar antwoordde vol vertrouwen: « Ik zie je niet alleen als leeftijd, ik zie je als leven. »
Ze was al jaren weduwe en ondanks haar schoonheid, elegantie en cultuur was ze het type dat niet gemakkelijk deuren opende. Velen probeerden dicht bij haar te komen en velen probeerden de kaars van liefde in haar hart weer aan te steken, maar ze antwoordde vriendelijk: « Je hebt er te lang over gedaan. Ik ben al moe. » Daarom was het niet alleen zijn leeftijd die haar schokte, maar ook zijn vastberadenheid en zijn ogen die niet van adolescentie, maar van daadkracht fonkelden.
Ze zei hem rechtstreeks: « Ik wil je geen kwaad doen, noch wil ik een tijdelijke stop op je weg zijn. Daarna zullen mensen geen genade meer voor jou of mij hebben. » Maar hij zei tegen haar: « Ik zoek niet naar wat mensen zeggen. Ik zoek een thuis. Jouw Heer zei: ‘Daar zul je een thuis vinden.’ En ik heb geen thuis gevonden behalve bij jou. » Zijn zin verwarde haar en maakte haar een minuut stil, waarin ze voelde dat er iets in haar was veranderd, iets wat ze al jaren niet meer had gevoeld.
Lees verder op pagina twee om te ontdekken wat hij vervolgens tegen haar zei, waardoor ze toch akkoord ging, ondanks haar aanvankelijke weigering…