De klop op de deur klonk met een bijna arrogante ongeduld. Het was nog maar net ochtendgloren, dat vage uur waarin niets goeds ooit zonder waarschuwing komt. Ik zat nog in mijn ochtendjas toen de telefoon trilde.
De conciërge van het gebouw sprak met een diepe stem. Mijn zoon Daniel was beneden met zijn vrouw en een team verhuizers. Ze eisten toegang tot het huis. Daniel hield vol dat het huis niet langer van mij was.
Ik rende niet weg en protesteerde ook niet. Ik zette rustig koffie terwijl jaren van stilte, kleine vernederingen en beslissingen die achter gesloten deuren waren genomen, in mijn gedachten op hun plek vielen. Ik had dit moment al lang van tevoren zien aankomen.
Mijn naam is Douglas Fairchild. Ik ben 68 jaar oud en een gepensioneerd architect. Ik heb veertig jaar lang huizen ontworpen voor anderen, terwijl ik tegelijkertijd aan mijn eigen leven bouwde. Mijn vrouw Margaret is drie jaar geleden overleden. Sindsdien woon ik alleen in het huis dat we samen in 1982 hebben gebouwd, het huis waar we onze zoon hebben opgevoed.
Toen Daniel en Claire binnenkwamen, vergezeld door de verhuizers, nam Claire zoals altijd als eerste het woord. Ze sprak over de verkoop van het huis, over beslissingen die « voor mijn eigen bestwil » waren genomen, en zwaaide met documenten die ik niet herkende. Op een volmacht stond een handtekening die zogenaamd van mij was. Ik wist al dat het vervalst was.
Daniel vermeed mijn blik. Ik herkende die stilte: ze verraadde schaamte en angst. Ik begreep toen dat wat zij aanzagen voor een machtsvertoon slechts het begin van hun vergissing was