Beth was een kunstenares met sociale vaardigheden. Ze bewoog zich door de receptie met een moeiteloze charme, haar lach was licht en muzikaal. Maar onder de oppervlakte werd een subtiele campagne gevoerd. Ze was een meester in zachte, bijna onzichtbare isolatie.
« Alex, lieverd, » zei Claire, terwijl ze het stel naderde terwijl ze met een neef praatten. « Ik vertelde oom Robert net over jullie reis naar de bergen afgelopen herfst… »
Voordat Alex kon reageren, sloeg Beth haar arm om de zijne. « Oh, Claire, we hebben later alle tijd van de wereld voor verhalen! De fotograaf heeft ons nu bij de fontein nodig, je weet hoe hij is. » Ze glimlachte, een perfecte, stralende glimlach die haar onderbreking deed lijken op een logistieke noodzaak, niet op een afwijzing.
Alex, altijd behulpzaam, haalde verontschuldigend zijn schouders op. « We zijn zo terug, mam. » Maar dat gebeurde niet. Eén foto werd een dozijn, wat uitmondde in een gesprek met een andere groep gasten, altijd met Beth aan het roer, een prachtige, glimlachende barrière tussen moeder en zoon.
Later werd Beth door een vriendelijke oudtante, Carol, in het nauw gedreven bij de torenhoge bruidstaart. « Lieve schat, je straalt. Ik wou dat je ouders hier konden zijn om dit te zien. Het moet zo moeilijk voor je zijn. »
Beths ogen vulden zich onmiddellijk met perfect gevormde tranen. Haar stem kreeg een geoefende, tragische trilling. « Dank u, tante Carol. Dat is het. Ik denk elke dag aan hen. Een dronken bestuurder… het was allemaal zo plotseling. » Ze depte haar oog met een delicate vinger, voorzichtig om haar make-up niet te laten uitlopen. « Maar ik weet dat ze over ons waken. Ze zouden Alex zo graag hebben gezien. »
Vanaf de andere kant van de zaal keek David naar de voorstelling. Hij voelde een koude, harde knoop in zijn maag. Zijn blik gleed naar een discrete man in een eenvoudig grijs pak die bij de bar stond te nippen aan een sodawater. Hun blikken ontmoetten elkaar een fractie van een seconde. David knikte bijna onmerkbaar, gaf een stil bevel en liep naar hem toe.
‘Meneer Jennings,’ zei David, zijn stem nauwelijks boven een gefluister uit.
« Meneer Hamilton, » antwoordde de privédetective met een neutrale uitdrukking. « Het is een prachtige bruiloft. »
« Niet doen, » onderbrak David hem, het woord scherp en pijnlijk. « Vertel het me nog eens. Weet je dit allemaal zeker? Elk detail in dat rapport? »
Jennings keek David recht in de ogen, zijn blik onwrikbaar. « Elk woord. Ik heb bankafschriften, eigendomsbewijzen en een ondertekende verklaring van de directeur van de faciliteit. Het staat er allemaal. »
Davids gezicht, al grimmig, leek te verharden tot graniet. Hij had de hele dag geworsteld met een afschuwelijke waarheid, biddend voor een teken dat hij het mis had, een aanwijzing dat de vrouw met wie zijn zoon net getrouwd was, niet het monster was dat in die pagina’s werd beschreven. Hij had gehoopt dat haar goedheid het bericht als een leugen zou ontmaskeren. In plaats daarvan bewees al haar handelen dat het de waarheid was.