Audra fronste.
« Eet ze het later op? Zo van… dat ze het voor later bewaarde, bedoel ik? »
« Nee, » schudde hij zijn hoofd. « Het is alsof ze het spaarde. »

« Ik heb haar ernaar gevraagd, » zei hij. « Ze vertelde me dat haar moeder hard werkt en dat ze soms niet genoeg te eten hebben. En dat zou wel eens waar kunnen zijn. »
Hij ademde uit en wreef over zijn slapen.
« Maar Audra, ik zeg je, er voelde iets aan… raar. Alsof ze me niet alles vertelde. »
Audra zweeg even nadenkend. Toen legde ze haar vork neer en vouwde haar handen op tafel.
« Denk je dat er meer achter dit verhaal zit? »
« Ja, » gaf hij toe. « En ik… ik weet niet waarom, maar ik kan het gevoel niet van me afschudden dat het serieus is. »
Ze knikte langzaam en legde een gebakken aardappel op zijn bord.
« Wat ga je doen? » vroeg ze.
Hij aarzelde. « Ik denk erover om morgen na school met haar mee te gaan. »

Audra’s wenkbrauwen gingen iets omhoog, maar ze leek niet verrast. Ze kende hem goed genoeg om te begrijpen dat hij dit niet zomaar kon laten gaan.
« Schatje, » zei ze zachtjes. « Als je onderbuikgevoel je vertelt dat er iets mis is, moet je ernaar luisteren. »
Hij klemde zijn vingers om de rand van de tafel.
« Wat als ik overdreven reageer? »
« En wat als dat niet zo is? », wierp ze tegen.
Dat was alles wat nodig was. Ze reikte over de tafel en kneep zachtjes in zijn hand.
« Mia is nog maar een kind, » zei ze. « Als er iets mis is, weet ze misschien niet hoe ze om hulp moet vragen. Maar jij bent goed in het opmerken van degenen die het nodig hebben. »
De warmte van haar aanraking, de zekerheid in haar stem… het bracht iets in hem tot rust. Morgen zou hij Mia volgen. En hij zou de waarheid ontdekken.
Toen de laatste bel ging en de leerlingen de schooldeuren binnenstroomden, hield meneer Lewis afstand en keek hij toe hoe Mia naar de weg liep. Maar in plaats van naar huis te gaan, nam ze een andere route, een die haar buurt uit leidde.
Er vormde zich een knoop in zijn maag.
Mia liep een aantal blokken, langs gesloten winkels en lege percelen, totdat ze bij een verlaten huis aan de rand van de stad kwam.

Meneer Lewis bleef een paar meter verderop staan, uit het zicht. Het huis was een verweerd skelet, de verf was allang vervaagd, de ramen dichtgetimmerd en het dak hing door de jaren heen.
Het zag er vergeten uit.
Mia ging niet naar binnen.

Ze ritste haar rugzak open, haalde het eten eruit en deed het in de verroeste metalen brievenbus. Na een snelle blik om zich heen klopte ze twee keer op de deur en haastte zich naar een struik.
Meneer Lewis hield zijn adem in. Een paar seconden later ging de deur krakend open.