ADVERTISEMENT
ADVERTISEMENT
ADVERTISEMENT

‘s Nachts merkte ik dat mijn man in de kamer van onze een maand oude baby was, terwijl hij net het huis had verlaten: ik liep de babykamer binnen en zag iets afschuwelijks…

Daar was niemand behalve mijn zoon. Geen man, geen geluid. Een paar minuten later kwam hij thuis — met een boodschappentas. Kalm, alsof er niets gebeurd was.

Ik hield het niet meer. Ik liet hem de camerabeelden zien. Hij werd lijkbleek. Zak­te door zijn knieën en fluisterde:

— Ik dacht dat het niet meer zou gebeuren…

Hij vertelde dat hij als tiener de diagnose dissociatieve identiteitsstoornis had gekregen. Met de jaren waren de symptomen bijna verdwenen, en hij dacht dat het voorbij was.

Maar met de geboorte van onze zoon was er “iets” in hem wakker geworden. Een andere persoonlijkheid. Hij herinnerde zich niets van wat er gebeurde wanneer die de controle overnam. En dat deel van hem… voelde een diepe, gevaarlijke haat tegenover baby’s.

Hij begon te huilen. Vertelde dat hij zelf al gemerkt had dat hij tijd kwijt was, vreemde dromen had, voorwerpen tegenkwam die hij zich niet kon herinneren gepakt te hebben. Hij dacht dat hij gek werd.

Hij vroeg vergiffenis. Beloofde hulp te zoeken, zich te laten opnemen. En ik… ik wílde hem geloven.

Maar die nacht, toen hij op de bank sliep, keek ik in zijn telefoon. Daar vond ik een geluidsopname die hij waarschijnlijk zelf nooit had gehoord. Een mannenstem — maar vreemd, dof, vol haat — fluisterde:

Wordt vervolgd op de volgende pagina 👇

Als je wilt doorgaan, klik op de knop onder de advertentie ⤵️

Advertentie
ADVERTISEMENT

Laisser un commentaire