Ik kan me het moment nog steeds niet herinneren waarop mijn man, Adrian, slechts één zin uitsprak: « Ik ben uitgeput, ga jij maar liggen, ik ga even wandelen… » Geen knuffel, geen kus, zelfs geen tedere streling, zoals hij vroeger deed. Ik staarde hem zwijgend aan toen hij de kamer uitliep. Ik begreep dat de bruiloft iedereen had uitgeput – gasten, familie, de eindeloze rituelen – maar toch, het was onze eerste avond getrouwd. We waren drie jaar samen, we hadden zoveel beproevingen overwonnen om samen te zijn.
Om tien uur ‘s avonds dacht ik dat ik over een paar minuten terug zou zijn. Maar de klok sloeg elf uur, toen half twaalf, en hij verscheen nog steeds niet. De angst begint me te bekruipen. Ik opende voorzichtig de deur, zonder het licht aan te doen. In de gang scheen een geel licht uit Elena’s kamer, mijn schoonmoeder.
Ik dacht dat ik waarschijnlijk tegen haar praatte en ik wilde haar niet onderbreken. Maar net toen ik de deur weer dicht wilde doen, hoorde ik een vreemd geluid.
Eerst dacht ik dat het mijn verbeelding was, maar het bleef zich herhalen. Het waren zachte, gedempte, maar heldere geluiden. Het ging niet om het gekreun van een zieke, het was iets anders, ingetogen, verontrustend.
Angst en nieuwsgierigheid overspoelden me tegelijkertijd. Stap voor stap liep ik naar de houten deur. Die stond open en een smalle lichtstrook ontsnapte de gang in.
Ik leunde tegen de deurpost, mijn ademhaling haperde. Mijn blik viel op het silhouet van mijn man, Adrián, staand in de kamer van zijn moeder.
Hij had mijn aanwezigheid niet opgemerkt, hij was te druk bezig met zijn eigen bezigheden.
In het schemerdonker zag ik hem duidelijk: hij zat naast Elena’s bed en kneep met een verontrustende intensiteit in haar hand, wat een bezorgde zoon niet paste.
In eerste instantie probeerde ik mezelf ervan te overtuigen dat ze zich misschien ziek voelde en dat ze steun nodig had.
Maar zijn gebaren waren niet die van een zoon tegenover zijn moeder.
Die gevouwen handen waren te dichtbij, die blikken droegen iets in zich dat ik niet kon benoemen, behalve als verboden.
Toen hoorde ik die geluiden weer: gefluister, oppervlakkige ademhalingen, een ingehouden intimiteit die mijn bloed deed stollen.
Een ijzige rilling liep door mijn lichaam.
Ik kon het niet geloven. Op mijn eerste huwelijksnacht, in een huis dat nog naar bloemen rook en vol huwelijkscadeaus stond, was mijn man er… met zijn moeder.
Ik wilde schreeuwen, maar mijn stem stokte in mijn keel. Ik had het gevoel dat de vloer onder mijn voeten wegzakte.
Ik deed een stap achteruit, maar de deur kraakte zachtjes.