Het feest vond plaats op een van de meest exclusieve locaties van Guadalajara, op het glazen terras van het Demetria Hotel, waar de oranje hemel samensmolt met de stadslichten. Het was een elegante bruiloft, vol geforceerde glimlachen, maatpakken en dure parfums die in de lucht zweefden. Het orkest speelde een bolero met technische precisie, maar zonder ziel.
Iedereen deed zijn best om er gelukkig uit te zien, iedereen behalve één. Aan een ronde tafel, een stukje van het midden van de kamer, zat een man die daar blijkbaar als een protocolfout was neergezet. Kenji Yamasaki, Japans, met een onbewogen gezicht, een donker pak zonder ook maar één rimpel, zijn handen stijf op zijn benen.
Hij sprak met niemand, keek niemand aan, keek alleen maar zwijgend toe, alsof de wereld om hem heen een stomme film was die hij al zo vaak had gezien. Om hem heen vermeden de gasten zelfs maar een blik. Sommigen fluisterden openlijk over hem. Ze zeggen dat hij miljonair is, maar zo ziet hij er niet uit. Ik hoorde dat hij autofabrieken heeft of dat hij de helft van Jalisco heeft gekocht, maar niemand kwam in de buurt.
En hoewel de dansvloer zich begon te vullen met mensen die zich ongemakkelijk tussen lachen en drinken bewogen, bleef hij roerloos staan, alsof hij er niets van begreep of er geen deel van wilde uitmaken. Hij verstond geen woord van wat ze zeiden, maar hij begreep de gebaren, het onderdrukte gelach, de afgewende blikken.
Het ongemak behoeft geen vertaling. Ondertussen liep Julia, tussen de dienbladen en lege glazen door, behendig door de kamer en ontweek ze gesprekken die niet bij haar hoorden. Ze was 24 jaar oud, met een alerte blik en een uitdrukking die probeerde neutraal te blijven, hoewel haar gedachten zelden stil waren. Ze droeg het personeelsuniform: een wit overhemd, een zwart vest en een netjes gestreken schort.
Niemand wist dat ze Japans sprak. Niemand wist dat ze een uitstekende studente was geweest aan de universiteit voordat ze stopte met studeren. Op de bruiloft was ze slechts de donkerharige serveerster in de hoek en gewend om onzichtbaar te zijn. Maar die avond werd haar aandacht getrokken door Kenji, niet uit oppervlakkige nieuwsgierigheid, maar uit iets diepers, menselijkers.
Er hing een eenzaamheid om hem heen die hem bekend voorkwam, een stijfheid die niet voortkwam uit trots, maar uit ontworteling. Vanuit haar hoekje keek ze toe hoe hij slechts een slokje water nam. Ze merkte hoe hij worstelde om zijn kalmte te bewaren, alsof hij een stille waardigheid verdedigde die niemand daar leek te herkennen. Er was geen arrogantie in zijn blik, maar een subtiele, oude vermoeidheid.
Toen hun blikken elkaar even ontmoetten, sloeg Julia instinctief haar blik neer, maar ze voelde iets. Het was geen romantische connectie of een flits van aantrekkingskracht, het was iets anders, alsof ze midden in het feest allebei wisten dat ze er niet helemaal bij hoorden. Die blikwisseling was kort, zo kort dat niemand het merkte.
Maar voor beiden, zonder het al te weten, zou die avond anders zijn dan alle andere. Julia bemoeide zich normaal gesproken niet met gasten; ze kende haar plaats: onopgemerkt blijven, haar beurt afwachten en naar huis terugkeren voordat vermoeidheid in verdriet omsloeg. Maar die avond, terwijl de toasts met steeds luider gelach werden herhaald, keerde haar blik steeds weer terug naar de hoek, waar Kenji als een schaduw bleef staan.
Alleen, zijn handen stevig in zijn schoot, zijn ogen gericht op het midden van de kamer, geen centimeter bewegend. Iets in haar liet haar hem niet negeren. Ze had al genoeg mensen alleen op feestjes gezien, dronkaards zonder gezelschap, genegeerde vrouwen, gescheiden ooms met een lege blik. Maar dit was anders. Het was niet de eenzaamheid van iemand die buitengesloten is.
Het was die van iemand die, hoewel aanwezig, nooit echt was uitgenodigd. Pulia keek hem minutenlang aan te midden van dienbladen met snacks, geklets over investeringen en klassistische opmerkingen die als pijlen in beleefdheid werden gegooid. « Die man lijkt stom, » zei een vrouw in een rode jurk met een gemene glimlach. « Of hij wacht tot ze hem komen aanbidden, » antwoordde haar vriendin. « Of hij wil gewoon niet met Mexicanen omgaan, » voegde een man eraan toe, met een gespannen lach. Julia voelde die woorden in haar borst samentrekken. Niet precies vanwege hem, maar omdat ze die toon zo vaak had gehoord, gericht aan mensen zoals zij, mensen die werkten in de bediening, schoonmaak, zorg, mensen die er niet toe deden.
Ondertussen reageerde Kenji nog steeds niet, maar er zat een lichte spanning in zijn schouders, alsof hij meer begreep dan hij liet blijken, alsof elk woord hem van ver raakte, maar hem toch raakte. Na een halfuur kwam Julia naar hun tafel met een dienblad met versnaperingen. Dat was niet nodig, aangezien een andere ober daar de leiding had, maar iets dwong haar.