Mijn pleeggezin was aardig en ze woonden dichtbij genoeg zodat ik Liam en Emma nog vaak kon zien. Maar niets voelde goed zonder mijn broer.
En toen ging er weer een jaar voorbij. Liam was de laatste die vertrok.
Het duurde langer om een gezin voor hem te vinden, maar dat kwam door ons. We hadden de maatschappelijk werkers duidelijk gemaakt: we zouden alleen gezinnen bezoeken die dicht bij elkaar woonden. Als ze dat niet konden garanderen, zouden we helemaal niet gaan.
En op de een of andere manier luisterden ze.
Toen Liam eindelijk een plekje had gevonden, woonden we nog steeds zo dicht bij elkaar dat we elkaar bijna elke dag zagen. We woonden in verschillende huizen en hadden verschillende levens, maar we weigerden uit elkaar te drijven.
Op een avond, toen we na school op een parkbankje zaten, leunde Liam naar voren en staarde naar de zonsondergang.
‘We krijgen het terug,’ mompelde hij.
Emma fronste haar wenkbrauwen. « Wat krijg je er dan voor terug? »
Hij draaide zich naar ons om, zijn ogen vol vastberadenheid.
“Het café van papa en mama.”

Liam kreeg zijn eerste baan zodra hij zestien werd. Het was niet bepaald glamoureus – vakkenvullen in een supermarkt, late diensten draaien bij een benzinestation – maar hij klaagde nooit.
‘Dit is nog maar het begin,’ vertelde hij ons op een avond, terwijl hij uitgeput op de bank in Emma’s pleeggezin plofte. ‘Op een dag hebben we iets van onszelf.’
Op haar zeventiende ging Emma bij hem wonen. Ze werkte als serveerster in een klein restaurantje en kwam elke dag thuis met pijnlijke voeten en een koffiegeur.
‘Je had die ene klant moeten zien,’ mopperde ze, terwijl ze haar schort op de stoel gooide. ‘Hij bleef maar met zijn vingers knippen alsof ik een huisdier was.’
Liam grijnsde. « Heb je in zijn drankje gespuugd? »
Emma gooide een servet naar hem. « Nee, maar ik heb er wel over nagedacht. »
Ik keek vanaf de zijlijn toe, nog te jong om te helpen, en voelde me nutteloos. Maar ik ben onze belofte nooit vergeten.
Tegen de tijd dat we allemaal achttien waren, vielen we buiten het jeugdzorgsysteem en stonden we officieel op eigen benen. In plaats van ieder onze eigen weg te gaan, legden we ons geld bij elkaar en huurden we het kleinste appartement dat we konden vinden: slechts één slaapkamer, een piepkleine keuken en een bank waar Liam per se op wilde slapen.
‘Eindelijk wonen we weer samen,’ zei Emma, terwijl ze rondkeek in onze krappe ruimte. ‘Als een echt gezin.’
We werkten als een bezetene. Liam had twee banen, Emma draaide dubbele diensten en toen ik oud genoeg was, deed ik mee. Elke dollar die we verdienden, spaarden we. We gingen niet uit, we kochten geen nieuwe kleren tenzij het echt nodig was.