‘Waarom ben jij er eigenlijk altijd bij, Iris?’ De stem van mijn schoonmoeder, Marijke, sneed door de woonkamer als een koude wind. Ik stond met een schaal bitterballen in mijn handen, terwijl iedereen zich om de tafel verzamelde voor het jaarlijkse familiediner. Mijn man, Daan, keek ongemakkelijk weg. Mijn schoonzus, Femke, lachte zachtjes en schoof haar stoel wat dichter naar Marijke toe.

Op dat moment voelde ik me kleiner dan ooit. Het was niet de eerste keer dat ik het gevoel had dat ik er niet bij hoorde. Sinds Daan en ik drie jaar geleden getrouwd waren, leek het alsof ik altijd op de tweede plaats kwam. Marijke was dol op Femke – ze noemde haar zelfs ‘de dochter die ik nooit gehad heb’. Femke was getrouwd met Daans broer, Joris, en alles wat zij deed werd bejubeld: haar carrière als huisarts, haar perfecte kinderen, haar onberispelijke huis.

Ik daarentegen werkte parttime als docent Nederlands op een middelbare school. Daan en ik woonden in een klein appartement in Utrecht, nog steeds wachtend op dat ene telefoontje van de woningcorporatie. We hadden het niet breed, maar we waren gelukkig – dacht ik. Totdat ik steeds vaker merkte dat Marijke haar hulp en aandacht vooral aan Femke gaf. Toen Femke zwanger was, stond Marijke elke week op de stoep met tassen vol boodschappen en zelfgebreide kleertjes. Toen ik zwanger werd van onze dochter Lotte, kreeg ik een kaartje en een tweedehands box.

‘Misschien overdrijf je,’ zei Daan als ik erover begon. ‘Mam bedoelt het niet zo.’ Maar ik voelde het in alles: bij verjaardagen kreeg Femke een envelop met geld, ik een bos bloemen. Als er iets geregeld moest worden voor de familie – een weekendje weg, een verjaardag – werd Femke gevraagd om te helpen, nooit ik. En als ik iets voorstelde, werd het weggewuifd.

Op een avond zat ik huilend op ons balkon. De stad lag stil onder me, alleen het zachte geruis van de treinen op Utrecht Centraal was hoorbaar. Daan kwam naast me zitten en sloeg zijn arm om me heen.

‘Ik weet niet wat ik nog moet doen om erbij te horen,’ snikte ik. ‘Ik doe zo mijn best, maar het lijkt nooit genoeg.’

Daan zuchtte diep. ‘Misschien moet je het gewoon laten gaan. Het is nu eenmaal zo.’

Maar ik kon het niet laten gaan. Het knaagde aan me, elke dag weer. Vooral toen Lotte geboren werd en Marijke nauwelijks langskwam. Ze stuurde een appje: “Gefeliciteerd! Als jullie tijd hebben, kom ik binnenkort wel even kijken.” Maar bij Femke stond ze direct op de stoep met taart en cadeaus.

De pijn werd erger toen Lotte ziek werd – een zware bronchitis die haar wekenlang aan huis kluisterde. Ik was uitgeput; Daan werkte veel overuren om rond te komen. Ik vroeg Marijke of ze misschien een middagje kon oppassen zodat ik even kon slapen.

‘Sorry Iris,’ zei ze aan de telefoon, ‘ik moet Femke helpen met de kinderen. Ze heeft het zo druk met haar werk.’

Ik voelde me onzichtbaar. Alsof mijn zorgen minder belangrijk waren dan die van Femke. Alsof ik niet echt deel uitmaakte van deze familie.

Op een dag besloot ik het gesprek aan te gaan. Tijdens een familiediner – weer bij Femke thuis – vroeg ik Marijke of we even konden praten.

Ze keek me verbaasd aan. ‘Nu?’

Wordt vervolgd op de volgende pagina 👇

Als je wilt doorgaan, klik op de knop onder de advertentie ⤵️

Advertentie