Deze slijpers, die tussen het einde van de 19e en het begin van de 20e eeuw verschenen, waren ontworpen om lang mee te gaan en hadden een bijna artistieke robuustheid. Ze bestonden uit een houten of metalen voet, een stalen stang en bovenal die beroemde bal – gemaakt van marmer of glas – die het verschil maakte.
Dit perfect gepolijste stuk was niet zomaar een versiering: het gladde oppervlak maakte het mogelijk om een snede te slijpen zonder deze te beschadigen, met bijna ceremoniële precisie. De glazen versies, vaak handgeblazen, speelden met het licht als delicate kleine bolletjes.