Ik stopte de envelop in mijn tas. Ik ging erheen en bezocht de kerk. Ik ben niet erg religieus, maar ik ben altijd naar de kerk gegaan tijdens belangrijke momenten in mijn leven.
Ik betrad de lege kerk. Het kaarslicht flikkerde zachtjes. Naast het altaar stond een enorme kerststal: Maria, Jozef, het kindje Jezus, herders en de Drie Koningen in de verte. Familie.
Ik ging op de achterste bank zitten en sloot mijn ogen. Ik bad niet. Ik ademde gewoon. En in die stilte vond ik iets wat op vrede leek.
‘Vergeef me, God,’ fluisterde ik. ‘Als dit verkeerd is, vergeef me dan. Maar ik kan zo niet langer leven.’
Ik wachtte niet op een antwoord, want ik wist dat het enige antwoord dat ertoe deed in mijn hart zat. En mijn hart had zijn besluit al genomen.
Om vijf uur ‘s middags keerde ik terug naar mijn appartement. Ik nam een ontspannen douche. Ik trok de donkerblauwe jurk aan waar ik altijd al zo dol op was geweest. Ik bracht lichte make-up aan. Ik stylde mijn haar zorgvuldig. Ik deed de zilveren oorbellen in die mijn man me op onze laatste huwelijksverjaardag had gegeven, vlak voordat hij overleed. Ik keek in de spiegel en herkende mezelf voor het eerst in maanden.
Hier ben ik – Elellanena Miller, 58 jaar, accountant, weduwe, moeder, maar bovenal vrouw. Een vrouw met waardigheid, moed en recht op respect.
Ik pakte een tas in. Daarin zat een envelop met een uitzettingsbevel, en om 6 uur ‘s avonds verliet ik het appartement. De reis duurde ongeveer twintig minuten, twintig minuten waarin ik mijn hele leven overdacht. Jaren van opoffering, kinderen opvoeden, slapeloze nachten, extra baantjes, centje voor centje sparen – alles. Ik deed alles voor haar.
En nu, nu zou ik het van hem afpakken, niet uit wraak, maar om te overleven.
Ik arriveerde om 6:25 uur ‘s ochtends op Maple Street. De straat was prachtig verlicht met kerstlampjes. Huizen schitterden in de versieringen. In de verte klonken kerstliedjes. Vrolijke families vierden feest.
Ik parkeerde mijn auto voor het huis. Het huis dat niet langer van mij was. Het huis dat niet langer van Sarah zou zijn.
Ik haalde drie keer diep adem en stapte met mijn tas in de hand uit de auto. Ik belde aan.
David deed de deur open. Hij droeg een rode trui met een geborduurd rendier, had een brede glimlach op zijn gezicht en een glas wijn in zijn hand.
« Mevrouw Miller, fijne kerstdagen. Komt u alstublieft binnen, komt u alstublieft binnen. »
Ik liep naar binnen. Het huis rook naar gebraden kalkoen en kaneel. In de woonkamer stond een enorme kerstboom, versierd met gouden ornamenten en witte lichtjes. De eettafel was gedekt met een wit linnen tafelkleed, porselein en kristallen glazen. Er stonden zes stoelen, geen zeven.