Ik heb mezelf jarenlang tot op het bot gewerkt – lange diensten, extra uren, slapeloze nachten – allemaal voor één droom: een echt thuis. Een plek waar mijn kinderen in de achtertuin konden rennen in plaats van stapels speelgoed te ontwijken in een krappe woonkamer.
Jack, mijn man, zou helpen. Dat was onze deal.
Ik zou werken. Hij zorgde voor het huis – koken, schoonmaken, op de kinderen letten.
Behalve… Dat deed hij niet.

De meeste dagen kwam ik thuis met vuile vaat op het aanrecht, speelgoed verspreid als landmijnen en Jack vastgelijmd aan de bank met een controller in de hand. De PlayStation was het enige waar hij ooit moeite voor deed.
‘Schat, nog vijf minuten,’ mompelde hij.