Hij werd kunstenaar. Zijn tentoonstellingen stonden nog in de kinderschoenen, maar een van zijn schilderijen – een oude man met een boot – hing al in de plaatselijke galerie. Hij wist waar dit talent vandaan kwam – niet van zijn vader, niet van zijn moeder. Van een vrouw die geen bloedverwant of voogd was, maar die hem het allerbelangrijkste had nagelaten: een gevoel van waardigheid en vriendelijkheid.
‘s Avonds opende Petya het raam. De wind liet het gordijn wapperen. Op de ezel lag een leeg doek. Hij pakte een penseel en begon met de lucht – zo zacht als in haar aquarellen.
In zijn hart was er geen sprake meer van verwarring uit zijn jeugd, familiegeheimen of verborgen wrok. Alles was op zijn plaats gevallen. Hij wist wie hij was. En hij wist waar zijn pad begon.
Met één vrouw. Met haar kracht. Met haar stilte. Met haar vertrek – en één brief.
De galerie lag aan de rand van het kustplaatsje, gehuld in de geur van jasmijn en zeelucht. Binnen heerste zacht licht, de vloer lag op een houten vloer en de muren waren beschilderd met aquarelverf. Op de poster bij de ingang stond:
“Petr Ivanov. Lijnen van herinnering”
Dit was zijn eerste grote solotentoonstelling. De kleuren waren warm, de vormen zacht. De zee, oude huizen, eenzame figuren in de verte. Eén schilderij sprong er in het bijzonder uit: een boot aan de kust met een vrouw in een jas die met haar rug naar de kijker staat. Titel: « Afscheid. »
Toen Valentina de zaal binnenkwam, was deze al vol mensen. Maar hij merkte haar meteen op.
Ze was nauwelijks veranderd — haar haar was lichtgrijs geworden, haar bewegingen waren meer afgemeten. Een linnen jurk, een geweven tas en een blik — aandachtig, als iemand die veel heeft meegemaakt.
Petya kwam dichterbij.
‘Hallo, tante Valya,’ zei hij zachtjes.
Ze keek hem aan, glimlachte en haar ogen fonkelden.
“Hallo, Petya.”
Hij omhelsde haar. Heel lang. Niet als een zoon, niet als een kleinzoon, maar als de jongen aan wie zij ooit de kans had gegeven om zichzelf te worden.
‘Ik heb je brief gevonden,’ zei hij. ‘Op de geheime plek.’
“Ik hoopte dat je het zou vinden. Maar niet eerder dan de tijd ervoor.”
“Het heeft me meer geholpen dan je denkt.”
Ze stonden te midden van stemmen, muziek en gelach. En in hun kleine wereld heerste stilte – echte, levende stilte.
Later zaten ze aan zee, op de vertrouwde bank. Petya vertelde over zijn projecten, tentoonstellingen en atelier. Valya vertelde over haar levenspad – hoe ze had geleerd de eenzaamheid te waarderen, hoe je niet bang hoeft te zijn om alleen te zijn als je innerlijk compleet bent.
‘Ben je dan echt voorgoed vertrokken?’ vroeg hij.
‘Nee, Petya. Ik ben gewoon even tot mezelf gekomen. En ik heb je iets nagelaten wat belangrijker is dan mijn aanwezigheid: de kans om te begrijpen wie je bent. Dat is meer waard dan welke zorg dan ook.’
Hij knikte en overhandigde haar een envelop.
“Nu is het mijn beurt. Bijna niets – alleen woorden. Maar misschien vind je ze ooit nog eens… of lees je ze opnieuw. Niet voordat het zover is.”
Valya nam de brief aan. Toen ze hem bekeek, besefte ze: het verhaal was nog niet voorbij. Het was breder geworden. Dieper. Eindeloos.
Vele jaren later zat Petya op de veranda van zijn nieuwe huis – niet in Glinino, maar op een plek die hij zelf had uitgekozen. Lichte muren, grote ramen vol lucht en zonlicht. Op zijn schoot zat een meisje van ongeveer acht jaar oud met lange vlechten en een serieuze blik.
‘Papa, wie is Valentina? Er staat een inscriptie in je boek: ‘Voor VSI, die me leerde mezelf te zijn.’ Is zij dat?’
‘Ja,’ glimlachte hij. ‘Dat is zij. Niet moeder, niet grootmoeder, maar de persoon die liet zien hoe belangrijk het is om pijn los te laten. Hoe afscheid nemen een nieuw begin kan zijn.’
“Waar is ze nu?”