“Hallo. Met Marina. Ik wil graag even praten. Geen schandalen. Voor Petya’s bestwil.”
Marina. De minnares. De moeder van zijn kind. Valya staarde lange tijd naar het scherm. Ze antwoordde:
“Morgen. 12:00. Café ‘Old Town’. Zonder Andrey.”
De volgende dag ontmoetten ze elkaar. Marina zag er gespannen uit, maar straalde zelfvertrouwen uit. In haar handen hield ze een fotoalbum met foto’s van Petya: zijn eerste stapjes, ochtendvoorstellingen op school, kindertekeningen. Valya bekeek de jongen aandachtig – hij had de gelaatstrekken van Andrey, maar leek vooral op Maria Petrovna. Dezelfde ogen, dezelfde jukbeenderen.
‘Heeft hij haar gezien?’ vroeg Valya.
“Eén keer. Op haar verzoek. Ik begreep toen niet waarom… Nu wel.”
Er viel een stilte.
‘Ik wil geen geld,’ zei Marina uiteindelijk. ‘En ook geen appartement. Ik wil dat Petya een verhaal heeft. Zodat hij niet ‘het tweede kind’ is. Zodat hij geaccepteerd wordt.’
Valya dronk haar koffie op. Er was geen woede in haar borst – alleen een nieuw gevoel dat ze al lang niet meer had gevoeld: kracht. Precies diezelfde kracht die haar schoonmoeder altijd in haar had gezien.
‘Hij krijgt zijn naam. En zijn erfenis. Want hij hoort bij deze familie,’ zei Valya. ‘Maar vanaf vandaag hoor ik niet meer bij jullie.’
Terwijl ze het café verliet, voelde Valya geen bitterheid, maar opluchting. Jaren van bedrog, eenzaamheid en angst lagen achter haar. Nu had ze niet alleen vrijheid. Ze had een keuze.
Er ging een week voorbij.
Valentina’s appartement kwam tot leven. Ze sorteerde spullen, pakte dozen in, gooide oude dingen weg en gaf overbodige spullen weg. Wat ooit belangrijk leek – huwelijk, huiselijk comfort, stabiliteit – verdween. Maar er kwam iets anders voor in de plaats: een trillend, bijna beangstigend gevoel van vrijheid.
Valya zat in een trein op weg naar het zuiden. De eindbestemming was precies dat dorpje aan zee waar ze haar studentenvakanties had doorgebracht, waar haar jeugd nog steeds voelbaar was, waar haar eerste aquarelverfschilderijen lagen en waar ze de geur van de steppewind rook.
‘Bent u alleen?’ vroeg een medepassagier, een oudere vrouw met breiwerk in haar handen.
‘Ja,’ antwoordde Valya met een glimlach. ‘Helemaal alleen. En ik voel er geen greintje verdriet over.’
Ze huurde een klein huisje op slechts vijf minuten van de zee. Elke ochtend liep ze op blote voeten naar de kust, over het warme zand, met een notitieboekje en een set potloden in haar handen. Valya begon weer te schilderen – niet uit verdriet of herinneringen, maar omdat er zoveel licht en ruimte in haar was. Ze schilderde landschappen, gezichten van voorbijgangers, oude boten en oudere mensen op bankjes. Haar hand onthield elke penseelstreek.
Op een keer, in een kunstgalerie waar Valya een aantal van haar werken exposeerde, verscheen er een onbekende man. Lang, met grijs wordend haar, gekleed in een versleten jas met verfvlekken. Een voormalig architect die onlangs naar de zee was verhuisd – om te herstellen en innerlijke rust te vinden.
‘Heb jij het portret van de bootman geschilderd?’ vroeg hij.
‘Ja. Was jij de schipper?’
‘Bijna. Alleen zonder de hond,’ glimlachte hij.
Zo begon een langzame, voorzichtige vriendschap tussen hen. Geen verplichtingen, geen beloftes. Gewoon twee mensen die hun oude leven beu waren en in elkaar steun en betekenis vonden voor een nieuwe dag.
Op een dag ontving Valya een brief. Op de envelop stond in kinderlijk handschrift geschreven:
“Aan tante Valya. Dankjewel voor het huisje en oma’s ring. Ik geef hem aan niemand. Nu heb ik mijn eigen geheime plekje onder de vloer! Mama zegt dat je heel dapper bent. Ik wil net zo zijn als jij. Petya.”
Valya glimlachte. Ze stopte de brief in de map met haar aquarelverf.
Het leven is nooit meer hetzelfde geworden. Het is anders. En voor het eerst in jaren was het echt haar eigen leven.
Petr Andrejevitsj Ivanov werd tweeëntwintig.
Hij stond op de veranda van het oude huis in Glinino – precies het huis dat hij had geërfd. De datsja was flink veranderd: een nieuw dak, zonnepanelen, een gerenoveerd schuurtje dat was omgebouwd tot werkplaats. Maar sommige dingen waren hetzelfde gebleven – de kist van oma in de hoek van de berging en een geheim onder de vloerplank waar zijn ‘schatten’ uit zijn kindertijd nog steeds lagen: een kapotte speelgoedauto, een metrokaartje en één bijzonder ding – een brief.
Een brief van Valya.
Hij vond het bij toeval toen hij een jaar of tien was. Het lag verstopt tussen oude albums. Het was met een net handschrift geschreven, vol warmte en zorg.
Petya.
Je zult waarschijnlijk opgroeien en volwassen worden voordat je beseft hoeveel er in deze wereld was voordat je geboren werd.
Je had de kans om alles te vernietigen, maar je werd het begin van iets nieuws. Je gaf me de kracht om te vertrekken en opnieuw te beginnen.
Dit huis is van jou. Maar je hoeft je niet door de muren ervan opgesloten te voelen. Het belangrijkste is om niet te vergeten dat er zelfs in de pijn licht kan zijn.
Wees niet bang om te vertrekken wanneer je beseft dat dit niet langer jouw pad is.
Met liefde,
Valentina.
Toen begreep hij het nog niet helemaal. Maar nu las hij elke regel alsof hij hem voor het eerst las.