« Dan kom ik wel. »
« Beloof het me niet, » zei ze. « Beloof het hem. »
En dat deed hij. Kleine stapjes: vliegeren op zaterdag, bibliotheekbezoekjes op dinsdag, pleisters voor geschaafde knieën. Langzaam zag Emily wat ze nooit had gevraagd: bewijs.

Jonathan was nog niet vergeven. Sommige dagen laaide Emily’s woede op; andere dagen werden haar muren lager. Maar hij bleef proberen. Hij verloor kaartspelletjes van Liam, vernielde een horloge in een schooltank en lachte toen haar fietsketting brak.
Kleine druppels die uitgroeien tot iets stevigs.
De problemen ontstonden toen Liam van de pier afgleed. Zonder aarzelen dook Jonathan naar beneden – schoenen, telefoon, portemonnee achtergelaten – en sleepte de jongen naar buiten, hoestend maar levend. Op de kade klemde Emily haar zoon vast en keek hem toen aan.
« Je had kunnen sterven. »