Het gebeurde op een doodgewone zondag, zo’n dag waarop het huis naar lunch rook en iedereen zich rond de tafel verzamelde zoals het hoort bij een gezin. Ik had mijn vork nog maar net opgetild toen mijn zoon me recht aankeek – niet boos, niet grappend, maar met een kilte die dieper sneed dan welke schreeuw ook.
‘Nutteloze oude man,’ zei hij.
De kamer werd stil. Niemand nam het voor me op. Niemand slaakte een kreet van verbazing. Ze bleven gewoon dooreten, terwijl de woorden als rook in de lucht bleven hangen, die maar niet wilde optrekken. Ik at langzaam mijn maaltijd op, slikte de brandende pijn in mijn borst weg, stond op en liep zonder een woord te zeggen naar mijn kamer. Trots maakt een mens stil; pijn maakt hem tot nadenken.
Urenlang zat ik alleen na te denken over het leven dat ik had opgebouwd. Hoe ik door stormen en ziekte heen had gewerkt om voor ieder van hen te zorgen. Hoe ik dat huis met mijn eigen handen had gebouwd, steen voor steen, salarisstrook na salarisstrook. Hoe mijn kinderen nooit een leeg bord hadden gezien, omdat ik altijd zelf de honger had geleden als het moeilijk was. En toch zat ik hier – een man die als niets werd behandeld in het huis dat ik zelf had gecreëerd.
Het besef drong zwaar tot me door: respect was al lang uit huis verdwenen voordat ik het in de gaten had.
De volgende ochtend, bij zonsopgang, kleedde ik me aan, pakte mijn portemonnee en ging meteen naar de bouwmarkt. Ik kocht nieuwe sloten voor elke deur – zwaardere, sterkere sloten die de grenzen van het huis aankondigden zodra ze dichtklikten. Terwijl het huis nog sliep, verving ik ze allemaal.
Toen mijn zoon eindelijk wakker werd en me in de deuropening zag knielen, trok de kleur uit zijn gezicht.
‘Wat ben je aan het doen, pap?’
‘Repareren wat kapot was,’ zei ik, zonder mijn stem te verheffen en zonder op te kijken.
Nadat alle deuren waren vervangen, riep ik iedereen naar de woonkamer. Ze schuifelden naar binnen met wantrouwende blikken, alsof ze aanvoelden dat er iets veranderd was.
‘Vanaf vandaag,’ zei ik, ‘is dit huis alleen toegankelijk met toestemming. Niet zomaar. De sleutels zijn van mij – en alleen van mij.’
Niemand zei iets. De stilte was dikker dan voorheen, en dit keer werkte dat in mijn voordeel.