Ze droeg een worteltaart die ze de dag ervoor had gebakken en een potplant.
Ik kleedde mij elegant, maar niet té elegant; het was tenslotte maar een zondagse lunch.
Mijn zoon woonde al een paar weken samen met zijn nieuwe partner, en ze hadden uiteindelijk besloten om mij ‘rustig en zonder haast’ uit te nodigen.
Ik was blij.
Ik was echt blij.
Hij was tweeëndertig jaar oud en begon aan een nieuw hoofdstuk, hij gaf vorm aan zijn leven.
Ik wilde erbij zijn en het meisje ontmoeten waar hij zo trots over sprak.
Maar toen ik de deur opendeed en zag wie er al in de woonkamer zat, brak er iets in mij.
Mijn ex-man.
En zijn vrouw.
Die vrouw voor wie mijn huwelijk kapot was.
Ze zaten samen op de bank, glimlachend, met een glas wijn in hun hand.
Zijn stem had de echo van die bekende, ooit zo gehate toon: melodieus en zelfverzekerd, zoals altijd.
En mijn zoon? Hij kwam naar me toe, zijn gezicht straalde.
—Mam! Kom bij ons zitten.
Alsof het de normaalste zaak van de wereld is.
Alsof al die jaren van pijn, verraad en stilte niet hadden bestaan.
Ik verstijfde.
« Wat doen ze hier? » vroeg ik zachtjes, maar wel vastberaden genoeg om hem te laten bevriezen.
—Mam… Ik wilde dat we eindelijk allemaal bij elkaar zaten.
Geen spanning.
Er zijn zoveel jaren verstreken… We zijn tenslotte familie.
Familie? Ik keek naar de vrouw die, toen ik nog getrouwd was, in het geheim mijn man van me had afgenomen.
Aan de man die ons huis heeft verwoest en nooit zijn excuses heeft aangeboden.
En aan mijn zoon, die mij dwong om aan dit kluchtspel deel te nemen, zonder waarschuwing, zonder mijn toestemming te vragen.
Ik ging alleen zitten omdat mijn benen niet reageerden.
Ze praatten over: de nieuwe auto, vakantieplannen, de kleindochter die “zo hard groeit.”
Hun gesprek verliep alsof er niets gebeurd was.
Alsof al het lijden was weggenomen.
Niemand vroeg mij hoe ik mij voelde.
Niemand merkte dat ik het eten niet had aangeraakt.
Na het diner, toen iedereen aan het lachen was, stond ik op en ging naar het balkon.
Na een tijdje kwam mijn zoon naar mij toe.
—Mam, wees niet boos.
Ik wilde alleen dat je probeerde met ze te praten.
Het leven gaat door.
Ik keek hem aan en besefte dat hij eigenlijk niet zag wat hij gedaan had.
Dat de afgelopen jaren voor hem een afgesloten hoofdstuk waren.
Dat hij niet begreep hoeveel pijn hij mij had gedaan: niet alleen als kind van een gescheiden man, maar nu, als volwassene, door slachtoffer en schuldige aan dezelfde tafel uit te nodigen en het een ‘familielunch’ te noemen.
Die avond liep ik zwijgend naar huis, zonder een woord te zeggen.
In zijn zak droeg hij een bericht dat hij op het balkon was gaan schrijven:
« Weet je wel wat je hebt gedaan? Weet je wel hoe erg je me teleurgesteld hebt? »