Ik richtte mijn blik weer op mijn ouders. Ze waren niet langer zelfvoldaan. Ze waren asgrauw, hun gezichten waren maskers van ontluikende, diepe afschuw.
« Ouders, » zei ik, mijn stem brak eindelijk door de volle, ondraaglijke last van hun levenslange verraad, « jullie hebben ervoor gekozen mij publiekelijk te schande te maken, te eisen dat ik mijn eer opoffer ter wille van jullie trots. Daarmee hebben jullie me zojuist publiekelijk belasterd. Vanaf dit moment is die schuld weer actief. Gefeliciteerd. Jullie hebben niet alleen jullie eer verloren, maar ook jullie financiële redding. »
Ik legde mijn notitiekaartjes op het podium. Ik had alles gezegd wat er gezegd moest worden. Mijn proces was voorbij. Hun oordeel was net begonnen. Ik liep weg van het podium. Het applaus dat me volgde was een vreemde, oorverdovende mix van schok, ontzag en beginnend begrip.
Mijn ouders en Maya stonden verbijsterd, verstijfd te midden van de chaotische zee van de menigte. Ze hadden niet alleen de eer verloren die ze zo wanhopig hadden proberen te stelen, maar ook, in hun hebzucht en arrogantie, hun laatste hoop op financiële steun. De zaal was in absolute chaos, de plechtigheid van de gebeurtenis verstoord door de rauwe, brute waarheid van de privéoorlog van onze familie.