Dat ik spijt heb dat ik niet voor haar ben opgekomen?
Op een avond barst ik toch in tranen uit als Mark thuiskomt.
‘Ik trek dit niet meer,’ snik ik. ‘Ik heb hulp nodig.’
Hij zucht diep en loopt naar de keuken.
‘We kunnen een nanny inhuren,’ zegt hij terwijl hij koffie zet.
‘Dat is niet hetzelfde! Ik wil mijn moeder!’
Hij draait zich om, zijn gezicht strak.
‘Het is klaar, Sanne. Je moeder komt hier niet meer.’
De volgende ochtend belt mijn moeder toch.
‘Hoe gaat het met je, lieverd?’ Haar stem klinkt voorzichtig.
Ik wil zeggen dat alles goed gaat, maar de woorden blijven steken.
‘Niet zo best,’ fluister ik uiteindelijk.
Er valt een stilte aan de andere kant van de lijn.
‘Mag ik langskomen? Desnoods alleen even buiten wandelen?’
Ik kijk naar Femke die net begint te huilen.
‘Ik weet het niet, mam… Mark wil het niet.’
Ze zucht diep.
‘Sanne, je hoeft dit niet alleen te doen.’
Maar dat moet ik wel. Want Mark is onverbiddelijk.
De weken verstrijken en mijn wereld wordt steeds kleiner. Soms betrap ik mezelf erop dat ik jaloers ben op andere moeders die hun eigen moeder naast zich hebben staan. Op Instagram zie ik foto’s van blije gezinnen: oma’s die hun kleinkinderen vasthouden, vaders die samen wandelen in het bos.
Op een dag krijg ik een uitnodiging voor de verjaardag van mijn nichtje Lisa in Utrecht. Mijn moeder zal er ook zijn. Ik twijfel of ik moet gaan – wat als Mark erachter komt? Maar iets in mij knapt.