De woorden van Mark galmen nog na in mijn hoofd terwijl ik met trillende handen de fles voor onze dochter Femke klaarmaak. Het is half drie ’s nachts. Femke huilt al een uur. Mijn ogen prikken van de vermoeidheid, mijn rug doet pijn van het eindeloze wiegen. Ik kijk naar het schermpje van de babyfoon, maar het enige wat ik zie is een vage schaduw die zich onrustig beweegt in het ledikantje.
‘Waarom mag mama niet komen?’ fluister ik in het donker, alsof iemand me kan horen. Alsof Mark, die boven ligt te slapen met oordoppen in, ineens wakker schrikt en zich bedenkt. Maar dat gebeurt niet. Het gebeurt nooit.
Het begon allemaal drie maanden geleden, vlak na Femkes geboorte. Mijn moeder, Marijke, stond meteen klaar. Ze kwam met ovenschotels, deed de was, hield Femke vast zodat ik even kon douchen. Ze was mijn rots in de branding, zoals ze altijd geweest is. Maar Mark vond haar te aanwezig. ‘Ze bemoeit zich overal mee,’ zei hij op een avond toen we eindelijk samen aan tafel zaten. ‘Dit is óns gezin, Sanne. Niet dat van haar.’
Ik probeerde uit te leggen dat ik haar nodig had. Dat ik me zo alleen voelde, vooral nu zijn ouders in Groningen wonen en nauwelijks tijd hebben om langs te komen. Maar Mark werd alleen maar bozer. ‘We moeten het zelf doen. Zo hoort het toch?’
De volgende dag stuurde hij mijn moeder weg. Ik stond erbij, met Femke op mijn arm, en voelde me kleiner dan ooit. Marijke keek me aan met tranen in haar ogen, maar zei niets. Ze draaide zich om en liep naar buiten, haar jas nog half open.
Sindsdien ben ik alleen. Mark werkt lange dagen bij de gemeente en als hij thuiskomt, duikt hij meteen achter zijn laptop of zet de tv aan. ‘Ik ben kapot,’ zegt hij dan. ‘Jij bent toch thuis?’
Maar thuis zijn is geen vakantie. Het is overleven. Elke dag opnieuw.
De dagen rijgen zich aaneen in een waas van voedingen, luiers en eindeloze wandelingen door het park om Femke stil te krijgen. Soms kom ik andere moeders tegen bij de speeltuin, maar hun gesprekken gaan over crèches en oppassen en uitjes met opa’s en oma’s. Ik glimlach beleefd en zeg dat wij het allemaal zelf doen. Niemand vraagt door.
’s Avonds als Femke eindelijk slaapt, staar ik naar mijn telefoon. Mijn moeders naam staat bovenaan mijn WhatsApp-lijstje, maar ik durf haar niet te bellen. Wat moet ik zeggen? Dat ik haar mis? Dat ik spijt heb dat ik niet voor haar ben opgekomen?