Ik pakte mijn tas.
Ik heb de envelop erin geschoven.
‘Liv?’ riep mijn baas toen ik opstond. ‘Alles oké?’
‘Familieaangelegenheid’, zei ik. ‘Ik moet even weg.’
‘Wil je erover praten?’
‘Nee,’ zei ik. ‘Maar bedankt.’
Het ziekenhuis was dertig minuten rijden.
Ik reed met de radio uit, mijn handen stevig aan het stuur en ving af en toe een glimp op van mijn eigen gezicht in de achteruitkijkspiegel.
Ik zag er… kalm uit.
Niet zoals een vrouw die op het punt staat het erffeest van haar ex binnen te lopen en het met papier in brand te steken.
De kraamafdeling rook naar ontsmettingsmiddel en babypoeder.
Ik volgde de borden naar de kwekerij.
Ik zag hem voordat hij mij zag.
Jason stond bij het grote glazen raam, met zijn handen in zijn zakken, en staarde naar een rij pasgeboren baby’s in doorzichtige wiegjes.
Hij droeg een overhemd met knoopjes en een dure spijkerbroek.
Zijn haar zat op een kunstzinnig rommelige manier in de war.
Hij zag er trots uit.
Zacht aan de randen.
Een man die « zijn » kind voor het eerst ziet.
Ik had bijna medelijden met hem.
Bijna.
‘Olivia?’ zei hij scherp toen hij zich eindelijk omdraaide en me zag. ‘Wat doe je hier in hemelsnaam?’
Ik glimlachte.
Niet meer zoals ik vroeger naar hem glimlachte.
Een andere glimlach.
‘Gefeliciteerd met de baby,’ zei ik.
Hij rechtte zijn schouders.
‘Ja,’ zei hij. ‘Een echte zoon, Olivia.’
De nadruk was niet subtiel.
‘Niet zoals—’ begon hij, maar herpakte zich toen.
Niet zoals wat?
Niet zoals die we nooit hebben gehad?
Niet zoals die waarvan hij dacht dat ik ze in het geheim had laten aborteren?
Ik liet de onafgemaakte wreedheid in de lucht hangen.
‘Ik heb iets voor je meegenomen,’ zei ik, terwijl ik in mijn tas graaide.
Hij fronste zijn wenkbrauwen.
‘Wat is dat?’ snauwde hij toen ik hem de envelop overhandigde.
‘De DNA-test,’ zei ik.
Hij knipperde met zijn ogen.
“Welke DNA-test?”
‘Open het,’ zei ik.
Hij griste de envelop uit mijn hand.
‘Op mijn zoon?’ eiste hij. ‘U heeft een DNA-test laten uitvoeren op mijn kind?’
Mijn kaken spanden zich aan.
‘Vanwege de baby waarvoor je me eruit hebt gegooid,’ zei ik. ‘Ja.’
‘Dat is—dat is illegaal,’ stamelde hij.
‘Nee,’ zei ik kalm. ‘Dat zou je weten als je ooit iets zou lezen voordat je het ondertekent.’
Hij keek me boos aan.
Vervolgens scheurde hij de envelop open.
Het papier ritselde toen hij het openvouwde.
Zijn voorhoofd fronste.
Zijn ogen gleden over de pagina.
Gestopt.
Verbreed.