Er zat een foto in: Grace en ik in de dierentuin, toen ik acht was. Ik grijnsde. Zij lag midden in een lachbui. Giraffen achter ons. Er zat een handgeschreven briefje bij:
« Voor jou, Tom. Onze foto in een lijstje. Ik hou voor altijd van je, lieve jongen. — Oma G. »
Delia spotte. Cynthia grinnikte.
Ik zei niets. Ik liep gewoon naar buiten met de envelop stevig vastgeklemd als een reddingslijn, alsof het iets kon verklaren wat de rest van de kamer nooit kon.
De volgende ochtend ging ik naar het huis. Delia schreeuwde tegen de verhuizers en eiste elke afwas en blik op. Ik negeerde haar, liep langs het lawaai en vond de foto op de muur in de gang. Ik haalde hem weg.
« Sentimenteel afval, » sneerde Delia. « Je was altijd al te soft. »
Ze had geen idee. Maar dat zou ze wel weten.
Thuis staarde ik naar de lijst. Hij was gebarsten, verweerd – onwaardig aan de herinnering die hij met zich meebracht. Ik herinnerde me de prachtige notenhouten lijst die mijn collega Marla me had gegeven. « Voor iets dat ertoe doet, » had ze gezegd.
Toen ik de oude lijst opende om de foto over te zetten, voelde ik iets achter de achterkant zitten: een envelop, dichtgeplakt en met tape vastgeplakt.
Binnenin zaten aandelencertificaten, bankafschriften, een sleutel en één handgeschreven regel:
« Echte schatten zijn niet luidruchtig. Liefs, oma G. »
Er kwamen geen tranen. Nog niet. Ik was er nog niet klaar voor.
De volgende dag liep ik mijn werk binnen en nam ontslag. Geen afscheidsspeech. Geen taart op kantoor. Ik ging naar de bank.
In de kluis zat meer dan ik ooit had durven dromen: vijf volledig afbetaalde huurwoningen op mijn naam, aandelen in een scheepvaartmaatschappij en één eigendomsakte.
Naar het land onder Delia’s huis.
Oma Grace had geen dammen gespeeld. Ze had geschaakt.
Toen ik het Delia vertelde, ontplofte ze.
“Dit mag je niet maken!”
« Ik ben de eigenaar van het land, » zei ik. « Je kunt het niet verkopen. Ik ben nu je landeigenaar. »
“Ze heeft je altijd bevoordeeld!”
« Nee. Zij heeft mij opgevoed. Jij bent weggegaan. »