Ik ben op mijn dertigste getrouwd, zonder enige ervaring. De familie van mijn vrouw was ook niet rijk; er was alleen haar vader, meneer Velasco, bijna zeventig jaar oud, zwak, discreet en levend van een veteranenpensioen.
Onmiddellijk na de bruiloft trok hij in bij mijn vrouw en mij en bleef bij ons voor de rest van ons leven.
Twintig jaar lang gaf hij geen enkele peso voor elektriciteit, water, voedsel of medicijnen. Hij zorgde niet voor zijn kleinkinderen, hij kookte of maakte niet schoon. Sommigen noemden het zelfs een ‘eersteklas parasiet’.
Soms werd ik boos, maar dan zei ik tegen mezelf: « Dit is een oude man, deze schoonvader van mij. Als ik klaag, wie zal er dan voor hem zorgen? »
Dus ik zweeg. Maar om eerlijk te zijn, diep van binnen voelde ik vaak wrok.
Soms kwam ik moe thuis van mijn werk, opende de lege koelkast en zag hem rustig van zijn koffie nippen, alsof het hem helemaal niets aanging.
Tot hij op een dag wegging en ik dacht dat het voorbij was… Hij stierf vredig op 89-jarige leeftijd.
Geen ernstige ziekte, geen ziekenhuisopname.
Die ochtend bracht zijn vrouw hem wat atollen en ik ontdekte dat hij niet ademde. Ik voelde geen enkele emotie, deels omdat hij oud was, deels omdat… Ik raakte gewend aan zijn aanwezigheid, als een schaduw in huis.
De begrafenis was eenvoudig. Niemand in de familie van mijn vrouw was rijk, dus mijn vrouw en ik zorgden voor alles.
Drie dagen later verscheen er een man in pak aan onze deur en ik liet bijna het glas water vallen dat ik vasthield.
Het was een advocaat met een stapel dossiers. Nadat hij mijn identiteit had geverifieerd, overhandigde hij me een rode aktetas en zei:
« Volgens het testament van meneer Velasco bent u de enige erfgenaam van al zijn persoonlijke bezittingen. »
Ik lachte zachtjes, denkend dat hij een grapje maakte. « Welke dingen? Twintig jaar lang parasiteerde hij mijn familie; Hij had niet eens een goed paar sandalen. »
Maar de advocaat opende de volgende pagina’s serieus: