.
De vrouw greep de tweeling bij hun polsen alsof ze bang was dat Victoria ze zou stelen. Haar stem trilde. « Het spijt me zo, mevrouw. Ze… ze zullen u niet meer lastigvallen. »
Victoria stond zo snel op dat haar stoel over de vloer schraapte. « Wacht. » Haar stem klonk nu vastberadener, de schok veranderde langzaam in vastberadenheid. « Ik moet met hen praten. En met jou. »
De ogen van de vrouw schoten door het restaurant. « We moeten gaan. »
Een manager kwam fronsend naar de scène kijken, maar Victoria stak haar hand op en gebaarde hem in stilte dat hij moest stoppen. Haar instinct – scherp van jarenlange onderhandelingen – vertelde haar dat er iets grondig mis was.
« Alsjeblieft, » zei Victoria zachtjes, haar blik gericht op de tweeling. « Ik ben niet boos. Ik wil het gewoon begrijpen. »
De langere jongen trok aan de mouw van de vrouw. « Tante Carla, het is goed. Ze is aardig. »
Tante Carla.
De naam kwam als een klap aan bij Victoria. Jaren eerder, tijdens het onderzoek, had de politie een vrouw genaamd Carla Benson verhoord – een verre nicht van de voormalige nanny van de tweeling. Carla was vaak verhuisd, kon haar inkomen nooit verklaren en verdween kort daarna. Maar zonder concreet bewijs liep de zaak vast.
Nu stond ze recht voor Victoria.
Carla trok de jongens beschermend tegen zich aan. « Het gaat jullie niets aan. »
Victoria verlaagde haar stem. « Carla… ken je me nog? »
Carla verstijfde.
De stilte die volgde bevestigde alles.
Victoria vervolgde, haar woorden zorgvuldig kiezend. « Ik heb vier jaar geleden een tweeling verloren. Ze zijn spoorloos verdwenen. En deze jongens – » haar stem brak ondanks haar pogingen, « – lijken precies op hen. »
Carla’s adem stokte. Even flitste er een schuldgevoel over haar gezicht, voordat ze het met verzet verhulde.
« Je vergist je. »
« Nee, » zei Victoria vastberaden. « Laten we ergens privé praten. »
De jongens keken angstig, verscheurd tussen twee volwassenen. De kleinste van de twee fluisterde: « Tante Carla, wat is er aan de hand? »
Carla’s gezicht barstte. Tranen sprongen in haar ooghoeken. « Ik probeerde je te beschermen, » mompelde ze, bijna in zichzelf.
« Waartegen beschermen? » vroeg Victoria.
Carla keek wild om zich heen en haalde toen trillend adem. « Ik heb ze niet ontvoerd. Echt waar. Maar… ik heb ze wel meegenomen. »
Het leek alsof het hele restaurant stil werd.
Carla’s stem trilde toen ze verder ging. « Je zonen hadden aan iemand anders gegeven moeten worden. Mensen die voor kinderen betalen. Dat kon ik niet laten gebeuren. Ik heb de jongens meegenomen en ben gevlucht. Sindsdien heb ik me schuilgehouden. »
Victoria’s knieën werden zwak.