Haar zonen. Haar jongens.
Recht voor haar neus.
Maar het verhaal dat Carla vervolgens onthulde, zou de zaak nog verder aan het wankelen brengen.
Victoria steunde op de rugleuning van haar stoel. « Waarom ben je niet naar mij toe gekomen? Waarom verberg je ze voor hun eigen moeder? »
Carla veegde haar gezicht af met de achterkant van haar mouw. « Omdat de betrokkenen… het waren niet zomaar criminelen. Ze hadden connecties – geld, invloed. Het soort macht dat mensen doet verdwijnen. Ik wist dat als ik naar de politie zou gaan of zou proberen contact met je op te nemen, we alle drie gevonden zouden worden. En de jongens zouden weer meegenomen worden. Ik dacht dat de veiligste manier was om uit het zicht te blijven. »
De tweeling stond verstijfd, hun kleine handen klemden zich vast aan elkaars shirt. Verwarring vertroebelde hun ogen – onschuldige ogen die veel te veel angst hadden geleefd.
Victoria knielde neer op hun niveau. « Kunnen jullie me jullie namen vertellen? »
De langere jongen sprak als eerste. « Ik ben Ethan. »
De ander fluisterde: « En ik ben Noah. »
Haar hart brak open. Ethan en Noah – de namen die ze elke nacht in de wind fluisterde, in de hoop dat ze het op de een of andere manier zouden horen.
Tranen vertroebelden haar zicht toen ze een trillende hand uitstak. « Ik ben Victoria… je moeder. »
De jongens bewogen eerst niet. Ze staarden haar alleen maar aan, terwijl ze probeerden het woord ‘mama’ te rijmen met een gezicht dat ze nog nooit hadden gezien. En toen stapte Noah naar voren. Langzaam. Voorzichtig. Hij legde zijn kleine handje in de hare.
Ethan volgde haar en leunde in haar armen, alsof iets in hem haar instinctief herkende.
Victoria trok hen dicht tegen zich aan, haar tranen doorweekten hun haar. Even kromp de wereld tot drie fragiele, tegen elkaar gedrukte hartslagen.
Maar Carla’s gebroken gefluister onderbrak de hereniging. « Ik weet dat je me haat. Ik weet dat wat ik deed verkeerd was. Maar ik geloofde echt dat ik hen redde. »
Victoria stond op, de handen van haar jongens nog steeds in de hare. « Je had me moeten vertrouwen. Je had ze terug moeten geven. »