Het probleem van giftige slangen in Japan
Lange tijd waren beten van de giftige slang Habu een serieus probleem in verschillende delen van Japan. In 1980 werden ongeveer 400 mensen gebeten, en sommigen overleefden het niet. De Habu, samen met hun neven en nichten zoals de oosterse adders, hebben een connectie met ratelslangen en mamushi-adders, die allemaal bekend staan om hun gevaarlijke gif.
Het belangrijkste obstakel was dat het tegengif voor deze beten niet altijd toegankelijk was. Op het platteland was het moeilijk om het tegengif te behouden vanwege ontoereikende opslagomstandigheden en gebrek aan elektriciteit. Geconfronteerd met deze situatie heeft Japan een gedurfde oplossing bedacht: een dier introduceren dat in staat is slangen te doden en dat immuun zou zijn voor hun gif.
De introductie van mangoesten
In 1979 werden ongeveer 30 mangoesten geïntroduceerd op het eiland Amami Oshima. Deze kleine dieren, afkomstig uit landen als India en Bangladesh, waren op een missie om de populatie slangen en ratten te verminderen. Dit initiatief nam echter al snel een onverwachte wending.
Mangoesten, hoewel bekend om hun behendigheid en vermogen om giftige slangen te doden, vervulden hun rol niet. Hoewel hun weerstand tegen het gif van de cobra hen in staat zou hebben gesteld om tegen de Habu te vechten, waarbij de mangoesten overdag actief waren en de slangen ‘s nachts, ontmoetten de twee dieren elkaar bijna nooit. Daarnaast kost het vangen van een slang meer inspanning dan een makkelijkere prooi, zoals een muis of konijn.
