Mijn hart begon als een raket te kloppen, zo hard dat ik het in mijn oren kon horen.
‘Mam?’ riep Owen achter me. ‘Wat is er met onze versieringen gebeurd?’
Lily bedekte haar mond. Noahs lip trilde. « De kerstman is kapot… »
Ik trok ze naar binnen voordat ze meer konden zien, mijn handen trilden terwijl ik de deur op slot deed. Mijn eerste reactie was pure paniek, daarna woede. Iemand had dit met opzet gedaan. Iemand was midden in de nacht ons terrein opgelopen en had iets vernield dat voor kinderen bedoeld was.

Ik greep mijn telefoon, klaar om de politie te bellen.
Toen zag ik het.
Iets glimmends aan de rand van het gazon, half begraven onder de sneeuw. Eerst dacht ik dat het gewoon weer een afgebroken stukje was – misschien een onderdeel van de verlichting. Ik bukte me en veegde de sneeuw weg.
Het was een kleine, zilverkleurige sleutelhanger in de vorm van een hartje.
Mijn maag draaide zich om.
Ik kende die sleutelhanger.
Ik had het al honderd keer aan een handtas zien hangen. Ik had het elke keer opgemerkt als de eigenaar met die geforceerde glimlach en oordelende blik langs mijn huis liep.
‘Oh God,’ fluisterde ik.
Op dat moment viel alles op zijn plek. De reacties. De blikken. De spanning die zich al maanden had opgebouwd.
Slechts één persoon had een motief.
Dus ik trok mijn jas aan, zei tegen de kinderen dat ze binnen moesten blijven en liep rechtstreeks de straat af.
Haar huis was slechts vier deuren verderop.
Ze opende de deur met een verraste blik die amper een seconde duurde. Lang genoeg voor mij om het te weten.
‘Jij,’ zei ik, terwijl ik de sleutelbos omhoog hield. Mijn stem trilde, maar ik hield niet op. ‘Jij hebt dit gedaan.’
Ze sneerde en sloeg haar armen over elkaar. « Ik heb geen idee waar je het over hebt. »