‘Lieg niet,’ snauwde ik. ‘Je bent dit in mijn tuin kwijtgeraakt.’

Haar gezicht verstrakte. En toen, eindelijk, brak ook zij.
‘Jullie versieringen zijn afschuwelijk,’ siste ze. ‘Verblindende lichtjes, die belachelijke kerstman, kinderen die de hele tijd schreeuwen. Dit is een rustige buurt, geen kermis.’
Ik staarde haar verbijsterd aan. ‘Je hebt de kerst van mijn kinderen verpest omdat je niet van versieringen houdt?’
Ze haalde haar schouders op. « Iemand moest je een lesje leren. »
Dat was het. Ik draaide me om en liep terug naar huis, mijn handen gevoelloos, mijn hart gebroken, maar mijn hoofd helder.
Ik heb de politie gebeld. Ik heb ze foto’s laten zien. Ik heb de sleutelbos overhandigd. Andere buren meldden zich ook – een van hen had beveiligingsbeelden. Een ander had rond 2 uur ‘s nachts geluiden gehoord.
Tegen die middag stond ze op haar veranda terwijl agenten met lage, serieuze stemmen tegen haar spraken.
Ze moest voor elke decoratie betalen. Elk lampje. Elk rendier. Elke centimeter schade.
Maar dat was niet het beste deel.
Het beste deel kwam twee dagen later.
Onze buren kwamen opdagen. Een voor een. Met dozen vol lichtjes, versieringen en handgemaakte ornamenten. Iemand bracht een nieuwe opblaasbare kerstman mee. Weer een ander bracht houten rendieren mee – sterker, steviger, handgesneden.

Tegen de avond was onze tuin helderder verlicht dan ooit.
En toen de kinderen naar buiten stapten, lichtten hun ogen op alsof het weer kerstochtend was.
Die vrouw probeerde onze vakantie te verpesten.
In plaats daarvan herinnerde ze ons eraan wat Kerstmis werkelijk is: saamhorigheid, vriendelijkheid en opkomen voor je familie.