Ik stond daar als versteend, de kou sneed door mijn pantoffels heen terwijl ik staarde naar wat ooit ons kerstparadijs was geweest. De tuin leek wel een slagveld. Scherfjes plastic, gescheurde stof, verwarde lampjes – alles wat we met zoveel plezier hadden opgebouwd, lag in puin, vertrapt in de sneeuw.
Even heel even kon ik echt niet ademen.

Als moeder van drie kinderen – Owen (9), Lily (7) en Noah (4) – is Kerstmis in ons huis meer dan zomaar een feestdag. Het is de enige tijd van het jaar waarin alles even stilstaat, waarin lachen plaatsmaakt voor strakke schema’s en waarin ons huis een magische plek wordt. Elk jaar in december versieren we steevast samen het huis en nodigen we de buren uit voor een gezellig kerstfeestje. Warme chocolademelk. Koekjes. Kinderen die in hun pyjama rondrennen. Het is onze traditie.
Dit jaar hebben we alles uit de kast gehaald.
Lichtjes om de leuning van de veranda gewikkeld. Slingers rond de deur. Een grote opblaasbare kerstman die trots zwaait vanaf het gazon. Houten rendieren die Owen me afgelopen zomer hielp schilderen, nu bedekt met een laagje sneeuw. De kinderen hebben zo hard gewerkt: Noah die me de versieringen aanreikte, Lily die zorgvuldig de strikken ophing, Owen die de lichtjes steeds opnieuw testte tot ze ‘perfect’ waren.
Die avond gingen we tevreden, moe en vol enthousiasme naar bed, in afwachting van het feest dat over twee dagen gepland stond.
Toen brak de ochtend aan.
Op het moment dat ik de voordeur opendeed, begaven mijn benen het bijna.

De opblaasbare kerstman was opengesneden, leeggelopen en verfrommeld als een afgedankt kostuum. De houten rendieren waren gebroken, hun geweien waren er helemaal af. De slingers waren eraf gerukt en in smerige hopen gegooid, verstrikt in modder en ijs. De lampjes waren van hun haken gerukt, de snoeren waren gescheurd en blootgelegd.
Het was geen ongeluk.
Dit was opzettelijk.