Ik trouwde met de beste vriend van mijn overleden echtgenoot, maar op onze huwelijksnacht zei hij: « Er ligt iets in de kluis dat je moet lezen voordat we de nacht samen doorbrengen. »
Toen Arjuns beste vriend, Aniket, me ten huwelijk vroeg, dacht ik dat ik eindelijk het moeilijkste deel van het verdriet had overleefd, en ik zei ja. Maar op onze huwelijksnacht, staand voor een oude kluis, deden zijn trillende handen en woorden me alles in twijfel trekken wat ik dacht te weten over liefde, loyaliteit en tweede kansen.
Nu ik 41 ben, kan ik soms nog steeds niet geloven dat dit mijn leven is.
Twintig jaar lang was ik Arjuns vrouw – niet op een sprookjesachtige manier, maar op de rommelige, mooie, echte manier die er echt toe deed. We hadden een oude bungalow met vier kamers, krakende vloeren, constant onderhoud aan de achtertuin en twee kinderen die elke hoek vulden met lawaai, chaos en vrolijkheid.
Mijn zoon is nu 19 en studeert ingenieurswetenschappen in een stad in Noord-India. Mijn dochter is 21 en studeert aan een universiteit in Zuid-India, waarschijnlijk gewoon om te bewijzen dat ze het kon.
Zonder hen – zonder mijn Arjun – voelt het huis leeg aan. Een vreemde stilte, een leegte, alsof het hele huis zijn adem inhoudt.
Arjun zei vaak dat ons leven simpel was, en dat was het grootste compliment dat hij kon geven. Voetbalwedstrijden op zaterdagmorgen. Grappen maken over pizzabestellingen. Discussies over wie het vuilnis buiten zou zetten.
Hij probeerde altijd zelf dingen op te lossen, ook al wisten we allebei dat hij het misschien alleen maar erger zou maken, en ik glimlachte dan maar door mijn frustratie heen.
Hij was niet perfect. God weet dat hij me soms tot waanzin dreef. Maar hij was standvastig, vriendelijk en gaf me een gevoel van veiligheid waarvan ik niet eens wist dat ik het nodig had – totdat hij er niet meer was.
Zes jaar geleden overleed Arjun bij een auto-ongeluk op weg naar huis van zijn werk. Een dronken bestuurder reed door rood licht. Ik weet nog dat ik in de achtertuin viel en begon te huilen.
De weken die volgden zijn als een waas.
Ik herinner me mijn dochter die in de badkamer huilde. Mijn zoon die zich afsloot en in zichzelf terugtrok. En ik, die om 2 uur ‘s nachts in de keuken stond en naar Arjuns halfvolle kop thee bij de gootsteen staarde.
En dan was er nog Aniket.