De waarheid kwam op een gewone novemberavond, niet van Davids lippen maar van het gloeiende scherm van zijn telefoon. Het was een sms, achteloos achtergelaten op het aanrecht.
« Dokter zei dat de hartslag sterk is. Ik kan niet wachten tot je er volgende week bent. »
De afzender: Rachel Martinez.
Emma’s adem stokte. Haar man had niet alleen een affaire – zijn minnares was zwanger.
Een vloedgolf van woede en verraad ging door haar heen. In de uren die volgden, stelde ze zich wraak in elke vorm voor: hem publiekelijk ontmaskeren, hun rekeningen leegmaken, hem voor de rechtbank slepen. Maar toen ze hem eindelijk volgde naar een afspraak en hem buiten het kantoor van de verloskundige zag, zijn hand gevouwen met die van Rachel, verzachtte zijn gezicht van vreugde – de woede barstte.
Het was geen schuldgevoel op zijn gezicht. Het was geluk. En dat sneed op de een of andere manier dieper dan wat dan ook.
Het vuur dat van binnen brandde
Verborgen achter een rij auto’s balde Emma haar vuisten tot haar nagels in haar handpalmen groeven. Ze wilde schreeuwen, de illusie doorbreken, het moment van intimiteit verbrijzelen dat ze met haar man had moeten delen.
Maar dat deed ze niet. Ze keerde terug naar haar eigen auto en reed weg, haar lichaam trilde zo erg dat ze de sleutel nauwelijks in het contact kon steken.
Wraak was haar vuur geweest, maar op dat moment sputterde het. Niet omdat ze hem vergeeft, maar omdat ze zichzelf er niet toe kon brengen om het onschuldige leven dat in een andere vrouw groeide schade toe te brengen.
Dus wachtte ze.