We hebben een paar woorden uitgeprobeerd. « Ananas » was te gewoon. « Sterrenlicht » was te grillig. Uiteindelijk kozen we voor « bosbessen ». Het was willekeurig, memorabel en zou in de meeste gesprekken, zeker buiten het seizoen, niet zomaar ter sprake komen. Ze beloofde, met een plechtige pinkbetuiging, dat ze het alleen zou gebruiken als ze het echt meende. Voor mij was het gewoon een extra vangnet, een extra laag in het onzichtbare pantser dat alle ouders om hun kinderen proberen te wikkelen. Ik ging ervan uit dat ze het ooit zou gebruiken om te ontsnappen aan een ongemakkelijk logeerpartijtje, misschien een verjaardagsfeestje met een luidruchtige neef waar ze zich overweldigd voelde. Ik had me nooit kunnen voorstellen hoe snel, of hoe serieus, ze het nodig zou hebben.
Gisteren begon zoals elke zondag. Het weer was kalm, de lucht een beetje fris terwijl de herfst aan het einde van de dag begon te sluipen. Grace bracht het weekend door met haar vader, mijn ex-man David. Ons huwelijk liep drie jaar geleden op de klippen. Het was geen rommelige, met borden gooiende scheiding, niet bepaald, maar het verliep ook niet soepel. Het was een langzame, stille erosie van vertrouwen en verbondenheid. We hadden allebei ons best gedaan om het beschaafd te houden voor Grace, maar spanningen borrelden vaak net onder de oppervlakte, een zacht gezoem van onopgeloste wrok.
David was altijd een goede vader geweest, toegewijd en speels, en ondanks onze verschillen had ik nooit getwijfeld aan zijn vermogen om voor haar te zorgen. Toch maakte ik me soms zorgen – deels omdat het de standaardinstelling is van een moeder, en deels omdat ik de mensen die de neiging hebben om in zijn invloedssfeer te komen, niet altijd vertrouw. Hij had een blinde vlek voor charmante oppervlakkigheden, een neiging om te geloven wat makkelijk was boven wat waar was.
Die avond, terwijl ik in mijn stille keuken zat en mijn laatste koffie in mijn mok koud begon te worden, ging mijn telefoon. Davids naam verscheen op het scherm. Mijn eerste gedachte was een schok van angst. Hij belde zelden tijdens Grace’s weekenden met hem; onze communicatie beperkte zich meestal tot korte, logistieke berichtjes.
“Hallo?” antwoordde ik, terwijl ik mijn stem bewust neutraal hield.
« Hé, Julia. » Zijn toon was vreemd – aarzelend, bijna ingestudeerd, alsof hij een script voorlas. « Luister, Grace wilde met je praten. Ze vraagt je al sinds ze hier is. »
Dat vond ik ongewoon. Grace stortte zich normaal gesproken helemaal op haar weekenden met haar vader – ze hadden hun vaste routines: parken, kunstprojecten en gekke filmmarathons. Ze belde me meestal niet, tenzij er iets mis was of ze haar favoriete knuffelkonijn was vergeten.
« Tuurlijk. Trek haar aan, » zei ik, terwijl er een knoop in mijn maag begon te ontstaan.
Even later klonk haar vrolijke stemmetje: « Hoi, mam! »