Ik waste mijn moeder, gaf haar te eten, hield de wacht tijdens slapeloze nachten en kneep in haar hand als de pijn ondraaglijk was.
En mijn broer, Artyom? Hij kwam opdagen wanneer het hem uitkwam. Korte bezoekjes. Af en toe een boeketje. « Als er iets gebeurt, laat het me dan weten. »
En toen, plotseling, was ze weg.
Ik was nog niet eens begonnen met rouwen toen Artyom me ontbood voor een ‘familiebijeenkomst’. Alleen was het geen bijeenkomst, maar een verklaring.
« Het huis is nu van mij, » zei hij koel, terwijl hij documenten over de tafel schoof. « Mama heeft het op mijn naam achtergelaten. »
Ik knipperde met mijn ogen.
« Wat? »
Hij haalde adem alsof hij het aan een kind uitlegde.
« Ze heeft het testament vorig jaar herschreven. Ze dacht waarschijnlijk dat ik het beter zou aanpakken. »
Er beter mee omgaan?
Ik had hier dagelijks gewoond. Ik had het schoongemaakt. Ik had haar in leven gehouden.
« Je was er amper, » fluisterde ik, trillend.
Hij haalde zijn schouders op.
“Nou… het was haar beslissing.”
Het voelde alsof de vloer onder me bezweek. Ik had geen spaargeld – mijn leven was gewijd aan de zorg voor mijn moeder. En nu, met een paar streken inkt, verstootte mijn eigen broer me.
Een week later stond ik op de veranda, met mijn koffer aan mijn voeten, en keek toe hoe hij de sloten verving.
Toen zag ik het: een losse steen vlak bij de trap.
Mama verstopte er dingen. Niet groot, maar wel betekenisvol.
Artyom grijnsde nog een keer en deed de deur dicht.
En ik… ik glimlachte ook.
Omdat ik het gevoel had dat hij iets over het hoofd had gezien.
Die nacht huilde ik in een motelkussen tot mijn ogen dichtzwollen. Maar tegen de ochtend wist ik het.
Ik moest beter kijken. Die steen was niet willekeurig. Al sinds we klein waren, leerde moeder ons om op kleine tekens te letten – soms verstopte ze briefjes of snuisterijen op vreemde plekken. Het was haar manier om ons eraan te herinneren: « Het leven verbergt schatten als je er maar op let. »
De volgende dag kwam ik terug terwijl Artyom bezig was met een klant. Ik haalde de steen eruit.
Eronder lag een envelop, vergeeld en dichtgeplakt. Mijn vingers trilden toen ik hem openscheurde.
Er lagen een opgevouwen briefje en een sleutel in.
Er stond: