De volgende ochtend werd Margaret wakker van het geluid van kloppen.
Niet het zachtaardige soort—maar vastberaden, officieel, onmogelijk te negeren.
Daniel haastte zich om de deur te openen. Twee mensen stonden buiten: mijn advocaat, Eleanor Price, en een kalme, professionele vastgoedbeheerder. Margaret verscheen achter hem in haar mantel, al geïrriteerd.
« Wat is dit? » eiste ze.
Eleanor glimlachte beleefd. « Goedemorgen. Ik ben hier namens de huiseigenaar. »
Margaret lachte. « Ja, dat is mijn schoondochter. »
Eleanor draaide zich naar mij toe. « Mevrouw Whitman, wilt u dat ik doorga? »
« Ja, » zei ik.
De agent stapte naar voren en overhandigde Daniel een document.
« Dit is een formele kennisgeving, » zei hij. « U en mevrouw Margaret Whitman moeten het pand binnen achtenveertig uur verlaten. »
Er viel stilte in de kamer.
Margarets gezicht werd rood. « Dit is schandalig! Daniel, vertel het ze! »
Daniel staarde naar het papier, zijn handen trilden. « Claire… Wat is dit? »
« Dit, » zei ik kalm, « is de realiteit die je hebt genegeerd. »
Margaret begon te schreeuwen—over familie, verraad, respect. Eleanor wachtte geduldig en sprak toen.
« Het pand werd volledig gekocht door mevrouw Whitman vóór haar huwelijk. Er is geen gedeeld eigendom. Geen wettelijk verblijfsrecht. Je bent mondeling geïnformeerd en koos ervoor het te negeren. »
Margaret keerde zich tegen Daniel. « Je zei dat dit huis van ons was! »
Daniel slikte moeizaam. Voor het eerst had hij nergens om zich te verstoppen.
Die middag pakten ze in.
Margaret sloeg lades dicht, mompelde beledigingen en beloofde gevolgen. Daniel probeerde zich te verontschuldigen—zachte woorden, late woorden, nutteloze woorden.
« Ik dacht niet dat je dit echt zou doen, » zei hij.
« Dat is het probleem, » antwoordde ik. « Je hebt helemaal niet aan mij gedacht. »
Toen ze vertrokken, was het huis weer stil—maar deze keer voelde het verdiend.