Mijn vader legde zijn schroevendraaier neer. “Waar gaan we heen?”
“Jullie slapen geen nacht meer in deze garage.”
Tien minuten later reed ik hen naar het mooiste hotel in de stad. “Eén kamer, twee bedden, een hele week,” zei ik bij de balie.
Terug bij de garage liep ik naar binnen met de sleutelkaart en een glimlach. “We gaan nu weg,” zei ik.
Zodra ze in schone lakens lagen met warmte, kabel-tv en echte kussens, ging ik naar huis—naar mijn hotelkamer—en opende mijn laptop.
Ik ben contractmanager. Cassandra mag spelletjes spelen, maar ik speel volgens de regels.
Eerst verzamelde ik de digitale bestanden van ons gezin—mijn ouders bewaarden back-ups op een oude usb-stick.
Daarna gingen mijn moeder en ik de volgende dag terug naar de garage en openden de afgesloten archiefkast.
De ogen van mijn moeder werden groot. “Het is goed,” zei ik. “Vertrouw me maar.”
Binnen lag alles wat ik nodig had—eigendomspapieren, belastingformulieren, verzekeringsdocumenten. En de eigendomsakte van het huis.
Cassandra’s naam stond er nergens op. Alleen die van mijn vader en moeder.
Wat betekende dat Cassandra? Juridisch gezien. Gewoon. Een. Gast.
En gasten kunnen verwijderd worden.
Ik stuurde Cassandra een bericht. “Hé. Zin om morgen samen te lunchen? Alleen wij?”
“Wacht. Echt? Ben je niet boos?” vroeg Cassandra, verbaasd.
“Nee. Ik heb nagedacht. We moeten praten,” antwoordde ik geheimzinnig.
Ze kwam naar het café in een beige trenchcoat en veel te veel lippenstift.
“Ik ben zo blij dat je contact hebt opgenomen. Ik weet dat het gespannen is geweest, maar ik denk dat we eindelijk op één lijn zitten.”
Ik glimlachte. “Dat denk ik ook.”
We bestelden. Ik liet haar praten. Over het huis. Over de ‘renovaties.’
Over hoe zwaar het is om de ‘enige te zijn die iets doet.’
Ik wachtte tot haar bord half leeg was en zei toen: “Weet je… misschien heb je gelijk.
Misschien hebben mam en pap wél hulp nodig. Wat structuur.”
Haar ogen lichtten op. “Precies! Dat probeer ik al die tijd te zeggen!”
“Ik heb zelfs met een paar makelaars gepraat,” zei ik, terwijl ik mijn telefoon tevoorschijn haalde.
“Als we het huis verkopen, kunnen we het geld gebruiken voor hun langdurige zorg. Misschien zelfs jou en Nathan helpen aan een eigen plek.”
Ze boog naar me toe. “Ik wist dat je het zou inzien.”
“En trouwens—ik heb dit hele gesprek opgenomen.”
Daarna stond ik op, legde twintig euro op tafel en liep weg zonder om te kijken.
Drie dagen later kwam ik terug met een officiële uitzettingsbrief—en een politie-escorte.
Ik reed naar het huis, stapte uit en liep recht op de voordeur af.
Nathan deed open, in de badjas van mijn vader en met een mok in zijn hand alsof hij de eigenaar was.
Hij grijnsde. “Verdwaald, schatje?”