‘Waarom heb je dat nooit gezegd?’ vraag ik.
‘Omdat ik boos was,’ zegt Eva eerlijk. ‘En omdat jij altijd zo sterk wilde zijn. Je liet nooit iets merken.’
Ik lach schamper. ‘Sterk? Ik voelde me allesbehalve sterk.’
‘Maar dat zag ik niet,’ zegt Eva zachtjes. ‘Ik zag alleen maar een moeder die altijd doorging, zelfs als ze kapot was van binnen.’
De regen buiten wordt harder. Ik kijk naar de foto op de vensterbank: Eva als klein meisje op het strand van Scheveningen, haar handje in de mijne.
‘Weet je nog die vakantie in Zeeland?’ vraag ik plotseling.
Eva lacht door haar tranen heen. ‘Ja! Toen we met die oude caravan gingen en alles nat werd door de storm.’
‘En jij wilde per se zwemmen in zee, terwijl het eigenlijk veel te koud was.’
‘Jij ging toch met me mee,’ zegt Eva. ‘Je stond te bibberen tot aan je knieën in het water, maar je deed het toch.’
We lachen samen, voor het eerst in lange tijd.
Dan wordt Eva weer serieus. ‘Mam… waarom denk je eigenlijk dat je geen goede moeder bent?’
Ik slik moeizaam. ‘Omdat… omdat ik altijd bang ben geweest dat ik niet genoeg was. Niet genoeg liefde, niet genoeg tijd, niet genoeg geduld.’
‘Maar mam,’ zegt Eva zachtjes, ‘ik had nooit iemand anders willen hebben dan jij.’
De stilte die volgt is vol betekenis.
‘Weet je,’ zegt Eva dan, ‘ik ben nu zelf volwassen. En soms ben ik ook bang dat ik dingen fout doe. Maar als jij mij iets hebt geleerd, dan is het wel dat liefde niet perfect hoeft te zijn.’
Mijn hart vult zich met warmte en verdriet tegelijk.
‘Dankjewel,’ fluister ik.
‘Mam?’