Ze pakte de kaars en liep langzaam naar de deur, haar blote voeten maakten zachte geluiden op de versleten vloerplanken. Toen ze de deur opendeed, kwam er een koude windvlaag naar binnen die de vlam bijna doofde.
Op haar veranda stond een oude man, van top tot teen doorweekt. Zijn jas was doorweekt en het water droop van de rand van zijn hoed. Zijn huid was bleek en zijn lippen trilden terwijl hij een wandelstok vasthield.
« Het spijt me dat ik u stoor, mevrouw, » zei hij met een schorre, dunne stem. « Ik liep gewoon over straat toen de storm me overviel. Ik heb op een paar huizen geklopt, maar niemand deed open. Mag ik hier alstublieft wachten tot het wat rustiger wordt? »
Hannah aarzelde. Ze was niet het type vrouw dat vreemden makkelijk binnenliet, vooral niet met vier kinderen die sliepen of bijna. Maar er was iets aan hem – niet bedreigend, gewoon… verloren. Zijn ogen, lichtblauw en vermoeid, leken eerder vermoeid dan gevaarlijk.
« Natuurlijk, » zei ze uiteindelijk, terwijl ze opzij deed. « Kom binnen voordat je doodgaat. »
‘Dank u,’ fluisterde hij, terwijl hij naar binnen strompelde. Er vormde zich een plas water op de vloer waar hij stond, en hij zette zijn hoed af en wringde hem uit.
« Ga bij het vuur zitten, » zei Hannah, terwijl ze snel de sintels aanwakkerde. « Het is niet veel, maar je krijgt er wel warm van. »
De kinderen gluurden door de keukendeur en keken nieuwsgierig toe hoe de vreemdeling bij de haard zat en in zijn handen wreef. Hannah pakte een handdoek en gaf die aan hem.
« Dank u, » zei hij opnieuw, zijn stem nu vaster. « Jij bent de eerste die vanavond de deur opent. »
Hannah glimlachte flauwtjes. « De meeste mensen zijn niet blij met bezoek na zonsondergang. Maar het is geen nacht om buiten te zijn. »
Ze schonk hem een kop thee in en bood hem een half brood aan. Hij at langzaam, alsof hij van elke hap genoot. Tussen de slokjes door vroeg hij zachtjes: « Zijn dit al je kinderen? »
« Ja. Mijn man is een tijdje geleden overleden, dus nu zijn we alleen. »
De man knikte plechtig. « Je moet een sterke vrouw zijn. »
Hannah lachte zachtjes. « Dat probeer ik ook. Sommige dagen zijn moeilijker dan andere. »
De oude man keek de kamer rond – het niet bij elkaar passende meubilair, de kindertekeningen aan de muur, de versleten gordijnen die lichtjes wapperden in de tocht. « Dit is een goed huis, » zei hij zachtjes. « Je voelt de liefde hier. »
Ze bedankte hem, hoewel haar hart een beetje kromp bij het woord ‘thuis’. Ze liepen drie maanden achter met hun hypotheek. De laatste waarschuwingsbrief van de bank lag ongeopend op de toonbank.
Toen de regen eindelijk overging in een motregen, stond de man langzaam op. « Ik moet gaan, » zei hij. « Je hebt meer dan genoeg gedaan voor een oude dwaas als ik. »
« Onzin, » antwoordde Hannah. « Je kunt blijven slapen. De bank is niet veel, maar hij is droog en warm. »