De vrouw klemde het brood en de melk tegen haar borst alsof het onbetaalbare schatten waren. De tranen stroomden over haar wangen.
‘Niemand,’ fluisterde ze, haar stem brak, ‘niemand heeft dit ooit voor me gedaan.’
Achter ons spotten mensen. Iemand lachte. Iemand anders zei dat ik gek was. Maar het kon me niet schelen. Emma sloeg haar armpjes om mijn nek en legde haar hoofd op mijn schouder, en ik had het gevoel dat ik – misschien voor één keer – iets goed deed.
Haar naam was mevrouw Hargrove.
Ze bedankte me keer op keer toen ze wegging en draaide zich twee keer om om me nog eens aan te kijken, alsof ze bang was dat ik zou verdwijnen.

Ik dacht dat dat het einde was.
Drie dagen later werd er hard op mijn deur geklopt.
Ik verstijfde.
Emma rende meteen naar me toe en greep mijn been vast. Mijn hart sloeg over – er kwam nooit iemand onaangekondigd langs – en in mijn hoofd schoten allerlei doemscenario’s door mijn hoofd.
Toen ik de deur opendeed, zag ik de mannelijke winkelbediende daar staan. Hij zag er nerveus uit. In zijn handen hield hij een eenvoudige envelop.
‘Lily?’ vroeg hij zachtjes.
« Ja? »
Hij slikte. « Ik… ik ben hier namens mevrouw Hargrove. Dit is haar laatste wens. »
De woorden troffen me als ijs.
‘Einddatum?’ fluisterde ik.
Hij knikte. « Ze is gisterenochtend overleden. »
Mijn knieën knikten bijna. Ik leunde tegen de deurpost, plotseling duizelig.
‘Ze vroeg me je te vinden,’ vervolgde hij. ‘Ze liet me het beloven.’
Hij overhandigde me de envelop en deed een stap achteruit, zodat ik de ruimte kreeg.

Binnenin zat een brief, geschreven met een wankel handschrift.
Lieve Lily,
ik weet niet hoe ik moet beginnen. Ik heb weinig tijd en mijn handen doen pijn als ik schrijf, maar ik wilde je dit toch even laten weten.
Die dag in de winkel was ik van plan niet meer terug te komen. Ik had al dagen niet goed gegeten. Ik voelde me onzichtbaar. Alsof de wereld al afscheid van me had genomen.
Toen stapte je naar voren.