Artyom keerde vaak terug naar het huis waar hij zijn jeugd had doorgebracht. Hij was er niet voorgoed terugverhuisd – hij had het stadsleven, zijn werk, fotoshoots en festivals achter zich gelaten. Maar elke keer dat hij de drempel overstapte, voelde het alsof hij terugkeerde naar iets belangrijks, iets dat hem na aan het hart lag.
Het huis stond er nog steeds. De bloeiende appelboom bloeide elk voorjaar zoals voorheen. Artyom verzorgde hem – hij snoeide de takken en schilderde de stam wit. Hij noemde hem ‘de boom van de herinnering’.
Lena’s boeken, albums, Nikolays thermosfles, Olga’s kruiden — alles bleef zoals het was. Op een keer, toen hij oude spullen aan het sorteren was, vond hij een envelop zonder handtekening. Alleen een datum: 1990.
Binnenin — een brief van Lena, geschreven op de dag dat ze verdween.
“Als je dit leest, betekent het dat ik vertrokken ben. Zoek me niet. Ik heb een nieuw leven nodig. Vergeef me alsjeblieft. Ik kom terug wanneer ik je vergeving verdien.”
Artyom hield de brief lange tijd vast. Daarna legde hij hem naast de brief die Lena in 2002 had geschreven. Ze leken elkaar te weerspiegelen: angst en spijt. Vlucht en terugkeer.
Hij fotografeerde ze en zette ze voorzichtig terug.
Lena is prachtig ouder geworden. Zonder te klagen, met waardigheid. Er verscheen iets dieps in haar ogen – zoals die van iemand die veel heeft meegemaakt en de essentie ervan begrijpt.
Ze gaf zichzelf niet langer de schuld. Ze vergaf – niet meteen, maar oprecht. Alles wat ze haar zoon kon geven, gaf ze. De rest – liet de tijd het maar doen.
Ze zaten vaak zwijgend op de veranda. Artyom stelde vragen over het verleden – over grootmoeder, over school, over de jongen met wie ze in 1990 was vertrokken.
Lena gaf niet altijd meteen antwoord.
“Ik dacht toen dat ik naar de vrijheid rende. Maar later besefte ik dat ik gewoon voor mezelf vluchtte. Maar… als ik niet was weggerend, zou jij niet bestaan. En zonder jou had ik het niet overleefd. Dat is alles.”
Artyom luisterde. Soms zette hij een dictafoon aan. Deze gesprekken zouden deel gaan uitmaken van zijn boek.
In 2026 werd Artyoms boek gepubliceerd. Het had de eenvoudige titel: « Fotoalbum ».
Het bevatte foto’s, brieven, Lena’s monologen, Olga’s dagboekfragmenten en verhalen over Nikolay. Het was allemaal waar. Pijn, spijt, liefde, vergeving. Familie – niet perfect, maar levend.
Het boek vond onverwacht duizenden lezers. Omdat het gebaseerd was op de werkelijkheid.
Lena werd uitgenodigd voor presentaties. Ze was bang om in het openbaar te spreken, maar ging een keer het podium op en zei slechts één ding:
« Dank jullie wel dat jullie aan ons gedacht hebben. Want als we herinnerd worden, leven we voort. »
Najaar 2030.
Lena vertrok stilletjes, zoals haar vader ooit had gedaan. Artyom vond haar – zittend in een stoel bij het raam, met een boek op haar schoot en de eerste foto in haar handen.
Hij begroef haar naast haar ouders, onder de appelboom.
Toen zat hij daar lange tijd. In stilte. Zonder tranen.
Hij pakte zijn camera en maakte nog één laatste foto: de boom in het herfstlicht, het opschrift op de grafsteen:
« Nikolay, Olga, Lena. De familie Nikolajev. »
Daaronder voegde hij eraan toe:
“Ze vonden elkaar. En ik heb hen gevonden.”
Hij stond op. En liep verder.
Met de herinnering in zijn hart. Met een camera in zijn handen. En met een verhaal dat nu alleen hij nog bewaarde.
Jaren gingen voorbij.
Artyom woonde in Sint-Petersburg. Hij had zijn eigen studio, leerlingen en tentoonstellingen. Hij noemde zichzelf nooit fotograaf – hij zei:
“Ik probeer gewoon even op adem te komen.”
In de hoek van zijn atelier stond een afgesloten kast. Er lagen oude spullen in: het album, brieven, een dictafoon met de stem van zijn moeder, de kruiden van zijn grootmoeder in papieren bundeltjes. Hij opende de kast zelden. Alleen als hij ze bijzonder miste.
Op een lentedag keerde hij terug naar het dorp.
Het huis was veranderd: een nieuw dak, een open veranda. Maar de tuin was hetzelfde gebleven. En de appelboom ook: bloeiend en vol leven.
Artyom liep door de tuin. Hij trok zijn schoenen uit. De grond was koel, zoals in zijn kindertijd. Hij stond onder de boom, hief zijn camera op en maakte nog één laatste foto. Niet voor een tentoonstelling, niet voor een boek. Gewoon omdat hij het wilde.
De foto bleef in de camera zitten. Artyom printte die foto’s niet meer af.