Ik wist meteen dat er iets niet klopte toen we de woonkamer van mijn moeder binnenstapten. De kamer was in tweeën gedeeld, als een toneeldecor: chaos en glitter aan de ene kant, een kaal tapijt aan de andere. Michelles kinderen waren al helemaal in de weer met inpakpapier, rennend rond fietsen, een spelcomputer en dozen die als een fort opgestapeld stonden. Aan de andere kant, waar mijn kinderen normaal gesproken hun cadeautjes vonden, was niets anders dan stofzuigstrepen en een hoekje beige tapijt. De achtjarige Emma, altijd beleefd, zelfs als ze in de war was, zat op mijn schouder; de zesjarige Jake drukte zijn gezicht tegen mijn jas, serieus en zwijgend.
‘Oma Patricia,’ vroeg Emma met een zwakke maar vastberaden stem, ‘waar zijn onze cadeautjes?’
De mond van mijn moeder vertrok in een ijzige glimlach. Ze lachte, een droge, scherpe, bijna theatrale lach. « De Kerstman houdt niet van ondankbare kinderen, » verkondigde ze, luid genoeg om boven het geritsel van papier uit te komen. Een zware stilte viel over de kamer. Emma knipperde verbaasd met haar ogen. Jake pakte mijn hand en hield die stevig vast.
‘Het zijn maar kinderen,’ zei ik, terwijl ik de kwetsbaarheid in mijn stem hoorde in een huis waar kwetsbaarheid altijd werd afgestraft. Michelle zat comfortabel in de favoriete fauteuil van mijn moeder, alsof ze daar het recht had om te zitten. ‘Nou, je weet dat mijn kinderen meer verdienen,’ zong ze lieflijk. ‘En als er cadeautjes voor de jouwe zijn, gaan die naar de mijne, dus maak er geen ruzie over.’
David stond achter me, met samengeknepen kaken, wachtend op mijn teken. De oude versie van mezelf, degene die onderhandelde, die zich klein maakte om geen last te zijn, zou geglimlacht hebben, genietend van haar waardigheid voor wéér een familiefoto. Maar Emma keek me aan met een zelfvertrouwen dat zwaarder woog dan welk cadeau dan ook, en Jake bestudeerde me aandachtig, wachtend om te zien hoe liefde eruitziet wanneer ze in een wurggreep zit.
Ik heb niet gevochten. Ik heb de zaak van mijn kinderen niet bepleit bij degenen die al een oordeel hadden geveld. Ik pakte hun handen, bedankte niemand en leidde ze naar de auto in de koude, naar kaneel geurende lucht. Tijdens de rit trilde Emma’s stem: « Mama, waarom houdt de Kerstman niet van ons? » Jake zei niets, maar zijn wangen waren nat en hij staarde naar de grijze lucht. « Jullie hebben niets verkeerd gedaan, » zei ik tegen hen. « Soms maken volwassenen vreselijke keuzes en doen ze alsof het magie is. »