Het kleine meisje stak haar hand omhoog met alle vijf vingers gespreid, maar het was niet alleen een zwaai.
Het was een stille roep om hulp. Een signaal dat alleen iemand die wist waar hij op moest letten, zou begrijpen.
Agent Daniel Reyes verstijfde – en wat er vervolgens gebeurde, veranderde de rustige supermarkt in chaos.
Het was stil in de afdeling met ontbijtgranen, op het gezoem van de lampen en af en toe het gepiep van een karretje na.
Agent Reyes deed zijn gebruikelijke rondje – onderdeel van een nieuw programma om agenten zichtbaar te houden in de gemeenschap. Het zou rustig moeten verlopen.
Totdat hij haar zag.
Een klein meisje in een felroze jurk, ongeveer zes jaar oud, hield de hand vast van een lange man in een grijs shirt. Niets aan hen zag er ongewoon uit – totdat ze hem recht aankeek en haar hand opstak.
Vijf vingers omhoog… Toen stopte ze haar duim in haar handpalm en sloot haar vingers.
Een stil noodsignaal.
Het werd op grote schaal gedeeld in veiligheidscampagnes, bedoeld voor momenten waarop mensen hun angst niet hardop konden uitspreken.
Daniels aandacht werd scherper. De man leek het niet te merken.
“Meneer,” riep Daniel kalm, “een ogenblikje alstublieft.”
De man draaide zich om met een nonchalante glimlach. « Ja, agent? »
De hand van het meisje zakte. Haar uitdrukking veranderde – haar lippen op elkaar geklemd, haar ogen onzeker.
“Gaat het goed met je dochter?” vroeg Daniel.
« Tuurlijk, » zei de man luchtig. « Ik haal even boodschappen. »