Brenda verontschuldigde zich niet met woorden. Haar keel was dichtgeknepen van schaamte, zo diep dat het haar stem had gestolen. Ze greep in haar zak, niet naar geld, maar naar haar telefoon. Ze belde de chef-kok, wiens nummer ze uit haar hoofd kende.
« Chef, » beval ze, haar stem trillend van een emotie die hij nog nooit van haar had gehoord, een rauwe, gebroken kwetsbaarheid. « Ik heb twee volledige maaltijden nodig. Warm. Direct. De beste, meest voedzame maaltijd die je maar kunt maken. Eén voor een mens, en één voor een kleine, zieke hond. Ja, een hond. De ingrediënten interesseren me niet. Maak het gewoon perfect. Gestoofd rundvlees, warme bouillon, aardappelen. En breng het zelf naar de ingang van het steegje. Nu. »
Ze knielde neer, een lastige, onhandige manoeuvre in haar strakke designerjurk, terwijl ze het koude, vochtige beton negeerde dat door haar dure kousen sijpelde. Ze keek naar de jongen, haar ogen nu nat van tranen van diep schuldgevoel en een ontluikende, pijnlijke herkenning.
« Het spijt me zo, » zei ze, haar stem nu rauw, ontdaan van alle gebruikelijke kunstgrepen en autoriteit. De woorden waren ontoereikend, zielig, maar ze waren alles wat ze had. « Wat ik gedaan heb… het was onvergeeflijk. Ik hoef je niet te vragen of je vannacht een warme slaapplek wilt. Maar wil je alsjeblieft, alsjeblieft, me je laten helpen? Mag ik jou en je vriend een kans geven op iets beters? Alsjeblieft? » Het laatste woord was een smeekbede, een complete omkering van de machtsdynamiek die er enkele ogenblikken daarvoor tussen hen had bestaan.
6. Het nieuwe begin