Een maand lang opgesloten.
Naarmate de druk toenam, werd de zoektocht uitgebreid. En toen dook er een nieuwe wending op: een modern touw, dat recent was neergelegd, bleek van niemand te zijn – noch van de slachtoffers, noch van de reddingsteams.
‘Er was hier iemand anders,’ zei Morel, terwijl hij naar de stille steen staarde.
De berg gaf geen antwoord.
Maar de volgende dag gebeurde er eindelijk iets.
De derde dag bleek cruciaal. Hoog boven de grot, in een steile verticale doorgang, vonden de onderzoekers vage voetafdrukken – recente afdrukken. Te recent om van iemand van vijf jaar eerder te zijn. En te licht om van een volwassene te zijn.
Enkele uren later, begraven onder losse stenen, vonden ze een kleine stervormige hanger. Clara’s favoriet. De hanger die ze nooit afdeed.
Toen volgde de ontdekking die de hele bergkam tot zwijgen bracht.
Op een richel, verborgen door dorre begroeiing, lag een metalen EHBO-doos, verroest maar weloverwogen neergelegd. Erin zaten verbanden, wat medicijnen… en een zorgvuldig opgevouwen briefje, verpakt in plastic.
Morel opende het. Het wankele handschrift was onmiskenbaar van Julián:
“Als iemand dit vindt, help haar dan. Het was niet haar schuld. Hij is teruggekomen, maar hij is niet meer dezelfde. We konden niet naar beneden komen. We hebben geprobeerd hem te roepen. Als Clara nog leeft… zorg alsjeblieft voor haar.”
“Hij is teruggekomen.”
WHO?