Elke ochtend begint lang voordat je er bewust in terechtkomt. Terwijl je slaapt, werkt je lichaam stilletjes, zonder applaus of instructies. Spieren spannen zich aan en ontspannen zich. De hersenen verwerken herinneringen, angsten en onafgemaakte gedachten. Lichaamsvloeistoffen worden herverdeeld. Systemen worden opnieuw gekalibreerd. Tegen de tijd dat je je ogen opent, heeft er al een hele nacht onzichtbaar werk plaatsgevonden en wacht je lichaam af – nieuwsgierig, bijna voorzichtig – hoe je het de volgende keer zult behandelen.
Dat eerste moment is belangrijker dan de meeste mensen beseffen. Vóór de koffie. Vóór de berichten. Vóórdat de wereld eisen begint te stellen. In die korte tijdspanne wordt de simpele handeling van het drinken van een glas water een signaal. Geen wonder. Geen productiviteitstruc. Een signaal. Het vertelt je lichaam dat je het hebt opgemerkt. Dat je bereid bent er met zorg op te reageren in plaats van met haast. Dat je, in ieder geval voor één minuut, aan je eigen kant staat.
Er is niets dramatisch aan. Geen vlaag van motivatie. Geen plotselinge helderheid. Water schreeuwt niet. Het stroomt rustig door systemen die de hele nacht hebben gewacht. Het bloed stroomt iets vrijer. De spijsvertering komt op gang zonder schokken. Het zenuwstelsel ontspant zich in plaats van zich te verkrampen. Op dat moment kies je voor zachtheid in plaats van snelheid. Je kiest voor aanwezigheid in plaats van reactie. Je vertelt je lichaam dat de dag niet als een noodsituatie hoeft te beginnen.
In het begin voelt het als niets. Een slok. Nog een. Zo’n handeling die je hersenen afdoen als te klein om ertoe te doen. Maar juist in kleine dingen schuilt verandering. Je merkt dat je mond niet meer droog is van ongeduld. Je hoofd voelt helderder aan voordat de eerste eis zich aandient. Je wordt niet meer zo abrupt uit je slaap gerukt en in een stressvolle situatie gebracht. De gewoonte belooft niet je leven te veranderen. Het belooft alleen dat je jezelf niet in de steek laat zodra je wakker wordt.