Toen Livia Moreau haar ogen opende, vervaagden de steriele witte muren van de ziekenhuiskamer voor haar. Haar lichaam voelde kwetsbaar aan, haar stem een gefluister, maar de papieren op het nachtkastje waren duidelijk genoeg om haar te shockeren. « Teken deze voor uw behandeling, » had haar man, Victor Langford, gezegd met een glimlach die haar hart ooit een slag deed overslaan. Vertrouwend op hem had ze alles getekend zonder erbij na te denken. Pas later ontdekte ze de waarheid: de documenten waren een echtscheidingsregeling, en haar hele fortuin was nu van hem.
Weken later verhuisde Victor naadloos naar hun penthouse in de stad met zijn nieuwe partner, Celina Frost, Livia’s voormalige persoonlijke assistent. Vrienden en collega’s betuigden hun medeleven, ervan uitgaande dat Livia nog maar een paar maanden te leven had. Maar het lot had andere plannen. Tegen alle verwachtingen in overleefde ze een agressieve experimentele therapie. Toen ze uiteindelijk het ziekenhuis verliet, was ze uitgemergeld en getekend, maar haar geest brandde van stille woede.
Staand in de spiegel van een bescheiden appartement in Rotterdam, raakte Livia de vage littekens op haar sleutelbeen aan. « Je dacht dat ik klaar was, » mompelde ze, « maar ik ben nog maar net begonnen. »
In de daaropvolgende drie jaar bouwde Livia zichzelf helemaal opnieuw op. Ze nam een nieuwe identiteit aan als Liana Voss en ging aan de slag bij een prestigieus advocatenkantoor, waar ze zich in alle stilte de kneepjes van het bedrijfsleven en de juridische kneepjes eigen maakte. Haar doel was duidelijk: gerechtigheid voor zichzelf opeisen en een einde maken aan het leven dat Victor op basis van haar verraad had opgebouwd.