Het was gewoon een gewone ochtend. Het soort waarbij je langzaam wakker wordt, nog half verdwaald in dromen, zich uitstrekt onder warme lakens en de dag ingaat. Maar voor mij stond die vredige start op het punt een scherpe en verontrustende wending te nemen.
Terwijl ik in bed lag en mezelf langzaam wakker knipperde, viel mijn oog op iets vreemds. Daar, net naast me op het laken, lagen een paar kleine ronde voorwerpen – perfect gevormd, bijna te perfect. Ze waren klein, netjes gerangschikt en zagen er bijna weloverwogen uit in hoe ze daar zaten.
In het begin had ik geen idee wat ze waren. Misschien kruimels? Kralen van iets? Maar toen ik voorover leunde om het van dichterbij te bekijken, ging er plotseling een rilling over mijn rug. Dit waren niet zomaar willekeurige stukjes puin.
Ze zagen eruit als eieren.
Mijn hart maakte een sprongetje. Geen kippeneieren natuurlijk – deze waren klein. En iets aan de manier waarop ze daar zaten, alsof ze met opzet waren geplaatst, gaf me de kriebels. Mijn allereerste gedachte was insecteneieren. En niet zomaar een insect – iets invasiefs, iets onuitgenodigds.
Ik sprong uit bed. Ik heb ze niet aangeraakt. Ik wilde niet eens met hen in dezelfde kamer zijn. Wat voor soort insect legt eieren op iemands bed?