Op een grijze wintermiddag in Chicago, terwijl het vakantieverkeer door de straten raasde, stapte Mason Wilder uit een gestroomlijnde huurauto en trok zijn sjaal strakker om tegen de kou. Hij was de avond ervoor vanuit Seattle ingevlogen en bereidde zich voor op een belangrijke investeerdersvergadering. Zijn gedachten waren gericht op kwartaalprognoses totdat iets bij de ingang van een supermarkt zijn aandacht trok.
Een klein bundeltje dekens lag tegen de bakstenen muur gedrukt, onbeweeglijk, op de lichte trilling van het jongste kind binnenin na. Drie kinderen zaten dicht op elkaar, hun wangen rood van de kou. Naast hen zat een vrouw, haar jas gerafeld bij de mouwen en haar haar in een vermoeide knot. Ze hield een bordje vast met een trillend handschrift: Help ons alstublieft.
Mason deed een stap naar voren en voelde de adem uit zijn lichaam ontsnappen. De vrouw was Taryn Ellis. Hij had haar bijna acht jaar niet gezien.
Even vroeg hij zich af of zijn geheugen hem parten speelde. Maar toen ze haar hoofd ophief en hem aankeek, was de herkenning in haar ogen onmiskenbaar. Taryn was ooit zijn beste vriendin geweest, zijn studiegenoot, de persoon met wie hij een leven had willen opbouwen. Toen kreeg zijn softwarebedrijf een acceleratorbeurs en vertrok hij van de ene op de andere dag uit Illinois. Hij beloofde te bellen. Hij beloofde langs te komen. Het startupleven slokte hem volledig op en de beloftes vervaagden.
Hij had zich voorgesteld dat ze een comfortabel leven leidde op een rustige plek. Dit had hij zich nooit voorgesteld.
« Taryn, » zei hij zachtjes. Ze deinsde terug en keek weg.
« Mason, » mompelde ze. « Je ziet er goed uit. »
Haar stem klonk gespannen, bijna hees. Mason hurkte naast haar neer. « Gaat het wel? Wat is er gebeurd? »
Voordat ze antwoordde, bewoog het jongste kind en liet een zacht gejank horen. Taryn trok hem dichter naar zich toe en fluisterde sussend. Mason bekeek de kinderen. Rhys, de oudste, leek ongeveer zeven. Jonah leek een paar jaar jonger. En het kleine meisje, Brielle, genesteld tussen hen in, klampte zich vast aan de mouw van haar moeder. Hun gelaatstrekken weerspiegelden de zijne. De vorm van hun kin. De kleur van hun ogen. Zelfs hun gezichtsuitdrukkingen.
Hij voelde de grond onder hem lichtjes kantelen.
« Taryn, » zei hij, zijn stem trilde ondanks zichzelf. « Zijn ze…? »
Ze schudde zwakjes haar hoofd. « Niet hier. Niet op straat. »
Mason trok zijn jas uit en sloeg hem zonder na te denken om de kinderen heen. Hij stond op. « Kom mee. Jullie allemaal. »
Taryns ogen straalden onzekerheid uit. « We kunnen niet zomaar jouw wereld binnenlopen. Ik wil je niet tot last zijn. »
Hij stak zijn hand uit. « Je bent geen last. »