En voor het eerst in jaren roerde er iets in Adriens hart.
Dagen werden weken en Cassandra’s masker viel volledig af. Bij elke ontmoeting zag Adrien haar minachting duidelijker. In besloten kring bespotte ze hem openlijk en noemde hem « een schim van de man die hij ooit was ».
Het hoogtepunt kwam op een avond tijdens een uitbundig terrasfeest. Cassandra, gekleed in diamanten en zijde, lachte luidkeels voor haar vriendinnen. Met een wrede glimlach wees ze naar Adrien, die in zijn rolstoel zat. « Kijk hem nu eens, » grapte ze, haar stem klonk als glas. De gasten giechelden nerveus, bang om haar tegen te spreken.
Adriens gezicht gloeide van vernedering. Zijn borstkas kromp ineen bij elke lach. Ondanks al zijn miljoenen, ondanks al zijn reputatie, had hij zich nog nooit zo klein gevoeld.
Maar Marbel stond achter zijn stoel. Ze zei niets, haar uitdrukking kalm, haar greep op de handgrepen van de rolstoel stevig. Op dat moment beschermde haar stille aanwezigheid hem tegen de storm van spot. Ze had geen woorden nodig – haar waardigheid was genoeg om hem te kalmeren.
Die nacht lag Adrien wakker in zijn kamer. Hij deed de nekkraag die hij droeg af, legde hem op het nachtkastje en bekeek zichzelf in de spiegel. Hij wist het antwoord al op de vraag over Cassandra. Maar een nieuwe vraag knaagde aan hem: hoe zit het met Marbel?
De volgende ochtend verscheen Cassandra, haar hakken klikten op de marmeren vloer. Ze keek hem nauwelijks aan voordat ze aankondigde dat ze met vrienden ging lunchen. Adrien voelde een druk op zijn hart, maar vreemd genoeg voelde hij zich vrij.
« Genoeg, » zei hij vastberaden. Toen, voor haar verbijsterde blik, stond hij op uit de rolstoel. Zijn benen waren sterk, stabiel en onbeschadigd.